Op 16 november hoopt ds. Willem J.J. Glashouwer 80 jaar te worden. Hij is nog volop actief als voorganger en spreker en hoopt daar, zo lang het nog kan, mee door te gaan. “Mozes begon op zijn tachtigste!”, vertelt hij vol vuur. Ik zocht hem en zijn vrouw Marianne op in Amersfoort.
Als jongeman was u helemaal niet gelovig. Hoe kwam dat?
“In mijn kinder- en tienerjaren heb ik mij afgekeerd van het geloof. Ik was vrij rebels en heb God overboord gegooid. Ik ging geloven in evolutie. Darwin, Marx en Freud werden mijn helden. Aan een kindergeloof heb ik helemaal geen herinnering. Ik viel uit de toon binnen mijn familie en ging als een soort ‘angry young man’ door het leven.”
Hoe bent u uiteindelijk geloof gekomen?
“Mijn vader [die ook predikant was, red.] was zo goed als blind en moest daarom naar al zijn spreekbeurten gereden worden. Toen ik eenmaal mijn rijbewijs had, moest ik hem ook af en toe rijden. Zo ook bij het bezoek van een Nederlandse zendeling uit Jordanië, met wie mijn vader optrok. Als mijn vader ergens sprak, ging ik meestal in een kroeg biljarten, maar deze keer vroeg hij mij erbij te zijn. Na afloop vroeg mij vader, terwijl we met z’n drieën in de auto zaten, hoe ik het gevonden had. Ik was innerlijk ontzettend kwaad en zei dat de Bijbel niet waar is en historisch niet betrouwbaar. Ik zei ook dat ik vond dat de zendeling (die ook in de auto zat) ‘de bloemkoolhoofden overweldigd had met zijn geschreeuw’, en dat het ging om geld. De sfeer in de auto werd er niet beter op.”
“Nadat we mijn vader hadden thuisgebracht, moest ik de zendeling nog naar Baarn brengen. Daar nodigde hij mij uit nog even mee naar binnen te gaan om door te praten. Zo ging dat de hele week. Uiteindelijk zei hij tegen mij: ‘Waarom neem je niet de proef op de som door een beslissing vóór God en Jezus te nemen?’ Na dat laatste gesprek heb ik de auto aan de kant van de weg gezet en heb ik tegen God gezegd: ‘Als U er bent, geef ik U alles.’ Er gebeurde niks. Ik was kwaad en zei tegen mezelf: ‘Dat doe ik nooit weer!’ Maar ‘s nachts werd ik wakker en vond ik mijzelf lovende en prijzende God. Ik kon mijzelf als het ware observeren in aanbidding van God. Er was een overweldigende Aanwezigheid en diepe innerlijke lofprijzing. De tweede nacht gebeurde precies hetzelfde, maar nu was de lofprijzing nog sterker. De derde nacht was het zo sterk dat mijn hart bijna barste, dat ik niet nóg meer aankon van de vreugde en de heerlijkheid. Toen zei ik tegen de Heere: ‘Ik weet dat U er bent en ik zal U de rest van mijn leven dienen.’ Dat is nooit meer weggegaan en ik heb nooit meer aan Hem getwijfeld.”
Hoe hebben Marianne en jij elkaar leren kennen?
“We kennen elkaar van de middelbare school. We speelden een toneelstuk genaamd De Vrek van Molière. Ik speelde Cleante de losbollige zoon van de vrek die alles verbraste. Marianne speelde zijn geliefde: Mariane. En zo is het gekomen.” Marianne vult aan: “Toen we trouwden, was Willem nog student theologie, ik was directiesecretaresse. We leefden dus van mijn kleine inkomen. We woonden op een woonboot aan het Boterdiep in Groningen.”
Jullie hebben ook allebei bij de EO gewerkt.
Willem: “Na mijn studie voelde ik mij te slecht om dominee te worden. Mijn vader was een van de oprichters van de EO en er was bijna niemand die zijn nek wilde uitsteken om deze aspirant-omroep te helpen. Wij wilden graag het Evangelie uitdragen, maar hadden ook een liefde voor moderne media. Toen ben ik begonnen met het maken en regisseren van programma’s en de ontwikkeling van multimedia. In 1970 zijn we begonnen met het omroepblad Visie. We deden bijna alles. Marianne werd omroepster, op basis van een anonieme screentest met twintig gegadigden. We hebben twintig jaar voor de EO gewerkt en de omroep groot zien worden. Rond 1977 heb ik samen met prof.dr. Willem Ouweneel en nog twee andere pioniers de Evangelische Hogeschool opgericht. We boden jonge mensen een tussenjaar aan om hun een soort injectie te geven, zodat ze als christen de universiteit zouden kunnen overleven. Ook dat werk hebben we mogen zien groeien en bestaat natuurlijk nog steeds.”
U bent uiteindelijk toch predikant geworden.
“Mijn studie theologie in Groningen had ik in mijn jonge jaren niet afgemaakt en daar voelde ik mij schuldig over. Mijn vader nam als predikant afscheid van de kleine Hervormde Gemeente van Tull en ’t Waal. Zij hebben toen een beroep op mij uitgebracht om daar bijstand in het pastoraat te verlenen. Daarnaast kon ik dan mijn theologische studie afronden aan de theologische faculteit van Utrecht. Dat beroep hebben wij aangenomen. Een week later overleed mijn vader. Ik heb daarom nooit van hem kunnen vernemen wat hij ervan vond dat ik alsnog predikant zou worden. Het was een heel kleine gemeente die ons bijna geen inkomen kon geven. Maar als God roept, moet je dat gewoon doen.”
In die periode bent u ook ernstig ziek geworden.
“Bij een tv-opname in Jericho (Israël) werd ik onwel en zakte in elkaar. Ze hebben mij tegen de auto gezet en toen ik weer bijkwam, gingen we gewoon verder. Terug in Nederland heb ik mij laten onderzoeken. Er bleek door een groot gezwel gigantische druk op mijn hersenvocht te staan. Binnen een week lag ik op de operatietafel. Het bleek een tumor te zijn zo groot als een grapefruit. Halverwege de operatie wilde de chirurg stoppen omdat hij het niet meer zag zitten. Hij kon van boven door mijn neusgaten naar buiten kijken. Het team heeft er op aangedrongen de operatie toch af te maken. Later vertelde de arts ons dat het een wonder was dat de operatie gelukt was, ‘want ik weet wat ik aan uw hersenen gedaan heb’. Er waren veel christenen die voor mij baden. Door een tv-documentaire die ik maakte over een Joodse jongen die de verschrikkingen van de oorlog in Polen overleefde, waren er contacten met ultraorthodoxe Joden in Israël ontstaan. Toen zij hoorden van mijn ziekte hebben zij een minjan (tien Joodse mannen) voor mij georganiseerd bij de Klaagmuur, waarvoor ze speciaal vanuit Tel Aviv naar Jeruzalem zijn gereisd. God heeft het gebed van christenen en Joden verhoord. En Hij heeft me zo geroepen om de kerk en Israël te dienen. Nu ben ik bijna tachtig en nog steeds gezond. En zo dienen Marianne en ik nog altijd Israël en het Joodse volk: het wonder van God in onze dagen. Israël, het grote teken van hoop in deze wereld.”
Hoe bent u bij Christenen voor Israël betrokken geraakt?
“Toen ik nog aan het herstellen was van de grote operatie kwam Karel van Oordt [oprichter Christenen voor Israël, red.] bij mij langs. Hij zei: ‘We zoeken een nieuwe voorzitter, hebben ervoor gebeden en we willen jou vragen.’ Wij wisten helemaal niet veel over Israël en waren verbaasd. Maar Karel zei: ‘Veel christenen houden van dode Joden – de Joden in de Bijbel, zoals Mozes, David, Petrus en Paulus – en van Joden die nog geboren moeten worden, die toekomstige generatie van Joden die geroepen zal zijn om vanuit het profetisch herstelde Israël de wereld opnieuw te zegenen. Maar wie zal vandaag de dag aan de zijde van de Joden staan? Wie gaat in de kerken de vervangingstheologie bestrijden?’ We durfden geen nee te zeggen. En zo zijn mijn spreekbeurten over Israël in allerlei kerken en samenkomsten begonnen.”
Hoe is uw denken over Israël veranderd?
“Met name door een Bijbels begrip te krijgen van de eeuwige verbonden van God met Israël. Door te gaan zien dat de Here God zelf alle verbonden waarover de Bijbel spreekt met Israël heeft gesloten, ging ik het begrijpen. Toen heb ik het boek Israël op weg naar zijn rust geschreven, wat later Waarom Israël? geworden is. Door de vertaling van dat boek in tientallen talen is later het internationale werk op gang gekomen. En nog steeds komen er vertalingen bij.”
Wat heeft u zien gebeuren door het werk van Christenen voor Israël?
“Karel van Oordt had visie om de kerk te bekeren, om christenen vanuit de Bijbel zicht op Israël te geven. Het ging hem er vooral om dat de boodschap doordringt in de kerk, zodat schuld wordt beleden en struikelblokken worden opgeruimd. Ook zijn we toen met de krant Israël Aktueel begonnen om ook leugens over Israël in de media te weerleggen. De boodschap heeft behoorlijk wortel geschoten. Er is theologische bezinning op gang gekomen. Duizenden predikanten en voorgangers lezen nu ook het blad Israël en de Kerk. We moeten profetisch spreken. En dus kwam er het blad Profetisch Perspectief. God is aan het werk en Hij leidt de wereld naar Zijn toekomst.”
Hoe kijkt u terug, maar ook vooruit?
“Ik kijk nog niet terug, maar ben volop bezig om vooruit te kijken. De agenda zit tot eind volgend jaar vol. Er zijn allerlei grote conferenties gepland in allerlei landen. We hopen gewoon rustig verder te kunnen bouwen. Mozes begon op zijn tachtigste en zolang het dag is, gaan we door. De Heere geeft werkelijk kracht. Vanmorgen las ik 1 Kronieken 29:12 uit de NBG: ‘Gij heerst over alles en in Uw hand is sterkte en kracht.’ Dat ervaren we dagelijks. Hij geeft wat Hij van je vraagt. Niets is ons werk, maar Zijn werk door ons heen. Dan wandel je in Gods wonderen. Zo vaak heb ik gezegd: ‘Ik stond erbij en ik keek ernaar.’ Aan Hem alleen zij alle lof en eer.”
Ds. Willem J.J. Glashouwer schreef onlangs voor zijn kinderen en kleinkinderen een boek over zijn leven tot nu toe. Het boek is binnenkort ook beschikbaar voor anderen. Het heet ‘Leven in Gods liefde’ en wordt uitgegeven door Maatkamp Publishing.
Dit artikel komt uit het novembernummer onze krant Israël Aktueel. Klik hier om gratis abonnee te worden!