Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

Interview

Israël Aktueel

Terug naar overzicht

Van Delft naar Theresienstadt: De Holocaust door de ogen van een kind

Door Renske - 

3 oktober 2025

Ronald Waterman

Holocaustoverlevende Ronald Waterman. | Foto: CvI

Als kind maakte hij de verschrikkingen van de Holocaust mee. Eerst in Westerbork, daarna in Theresienstadt. Hoewel deze tijd zijn leven voor altijd heeft gestempeld, heeft de negentigjarige Holocaustoverlevende Ronald Waterman na de oorlog een succesvolle carrière gehad als civiel ingenieur. Hij was adviseur in 56 landen, gaf meer dan tweeduizend lezingen, was 33 jaar lang lid van de Provinciale Staten en ontving talloze onderscheidingen. “Als je de Holocaust hebt overleefd, heb je de verplichting je leven zinvol te besteden, tegenover al degenen die zijn omgebracht door een moorddadig regime.”

Wat kunt u zich nog herinneren van het begin van de oorlog?

“Ik was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. Mijn eerste herinnering is dat ik in de nacht waarin Duitsland Nederland aanviel om mijn moeder riep en zei: ‘Laten ze ophouden met dat getimmer’. Tegenover ons huis in Delft stond een fabriek en op het dak en naast het gebouw was afweergeschut geplaatst. Dat maakte natuurlijk vreselijk lawaai. Daarnaast herinner ik me nog goed hoe kort daarna de Duitsers zingend Delft binnenmarcheerden onder grote spandoeken met de tekst: ‘Duitsland wint op alle fronten’. Ook kregen we een Wehrmacht-officier ingekwartierd. Hij wist op dat moment niet dat wij Joods waren.”

Wat veranderde er in uw eigen leven?

“Ik raakte in een isolement, want ik werd van school gestuurd vanwege mijn Jood-zijn. Ook moest ik een gele ster dragen. Op straat voelde je je daardoor onveilig. Mijn vader, hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Delft, werd ontslagen. Daarnaast raakten we onze bezittingen kwijt, omdat we die moesten overdragen aan de roofbank Lippmann-Rosenthal.”

Maar daar bleef het niet bij.

“Nee, op 5 maart 1943 stonden er twee Nederlandse rechercheurs voor de deur. We hadden kort daarvoor al een brief ontvangen waarin stond dat we ons moesten voorbereiden op transport. Geëscorteerd door de politie liepen we door Delft naar het politiebureau. Op straat werden we aangestaard door voorbijgangers. Vanaf het bureau gingen we met een overvalwagen naar Den Haag, vanwaar we op transport zouden worden gesteld naar Westerbork. In Den Haag mochten we echter terug naar huis, omdat mijn familie op twee bijzondere lijsten stond: de Barneveldlijst en de Palestinalijst. De Barneveldlijst was opgesteld voor Joodse Nederlanders die vanwege hun belangrijke positie in de samenleving voorlopig bescherming kregen tegen deportatie. De Palestinalijst was bestemd voor zionisten die in aanmerking zouden komen voor uitwisseling naar Palestina. Zionisme betekent het streven naar een Joods thuisland in het historische land Israël.”

“Op 31 maart werden we echter alsnog opgepakt en naar Barneveld gebracht, naar Kasteel De Schaffelaar. Voor mij voelde Barneveld als een oase: eindelijk was ik omringd door andere kinderen die er net zo uitzagen als ik en die, net als ik, de gele ster droegen. Daar kwam ik uit mijn isolement. De andere gevangenen in het kasteel waren zeer interessante mensen: (hoog)leraren, musici uit het Concertgebouworkest en kunstenaars. Onder hen was Emmanuel Speijer, een entomoloog. Hij benoemde verschillende kinderen, onder wie ik, tot zijn assistent. Wij verzamelden insecten voor hem die hij prepareerde en stiekem het kasteel uit smokkelde. Zijn collectie is nu nog altijd te zien in Naturalis in Leiden.”

Dat heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt: hoe mensen elkaar deze ellende kunnen aandoen.

— Holocaustoverlevende Ronald Waterman

Hoe lang hebt u in Barneveld gezeten?

“Tot en met 29 september 1943. De dag daarvoor was ik jarig. Mijn moeder had mij een ei beloofd voor mijn verjaardag, maar ze zei dat ze het pas de volgende dag kon binnensmokkelen. Die dag werden we echter omsingeld door de SS en afgevoerd naar Westerbork. Dat ei heb ik dus nooit gekregen.”

Hoe was Westerbork voor u als kind?

“Kamp Westerbork was helemaal omringd met prikkeldraad. Op elk hoekpunt en in het midden van het kamp stond een wachttoren met een bewapende SS’er. Het kamp zelf was een stoffige vlakte in de zomer, maar modderig in de herfst en de winter. De aankomst in het kamp was heel naar. Mijn ouders werden gevraagd of ze nog geld of juwelen hadden. Ook werden ze afgesnauwd en gevisiteerd. Dat maakte een diepe indruk op mij, want ik had een groot respect voor mijn ouders.”

“Gemiddeld een keer in de week kwam er een locomotief met veewagens achterstevoren het kamp binnengereden. Die trein werd dan volgeladen met Joden. Veel Joden hadden geprobeerd om op een lijst te komen, zoals de Barneveldlijst. Die lijsten boden zogenaamd bescherming, maar de Duitsers lieten die bescherming elke keer vallen, want de treinen moesten vol. Elke maandagavond werden er namen voorgelezen van mensen die op transport moesten. De spanning voor transport bouwde zich op in de week totdat de trein vol was en wegreed. Dan zakte de spanning voor even en bouwde zich daarna weer op. Dat ging zo van week tot week.”

“Daarnaast herinner ik me dat er op een dag een luchtgevecht was boven Westerbork. Iemand in onze barak werd dodelijk getroffen door een granaatscherf. Ook mijn vader raakte gewond. Hij kreeg een granaatscherf die op vijf centimeter van zijn hart terechtkwam. Hij kwam in het ziekenhuis terecht, maar ze konden hem niet opereren. De rest van zijn leven heeft hij die granaatscherf in zijn lichaam gehad. Ook mijn moeder en ik werden ziek. Ik kreeg dubbele longontsteking en geelzucht.”

“We zaten bijna een jaar lang in Westerbork, totdat we op 4 september 1944 werden gedeporteerd naar Theresienstadt. Twee dagen en nachten zaten we opgepropt in een veewagen met ongeveer vijftig anderen. In Theresienstadt werden de deuren ontgrendeld en opengeschoven. Het was een en al geschreeuw, want voor ons zagen we SS’ers met honden.”

Toen we eenmaal terug waren, bleek ons huis bezet door andere mensen en waren we al onze bezittingen kwijt.

— Holocaustoverlevende Ronald Waterman

Wat gebeurde er in Theresienstadt?

“In Theresienstadt moest ieder gezinslid werken. Allebei mijn broers, die werkten bij de ontsmettingsdienst, liepen daar vlektyfus op, en mijn oudste broer daarnaast TBC.”

“In de zomer van 1944 wilde het Rode Kruis Theresienstadt bezichtigen. De Duitsers hebben hen toen voor de gek gehouden door een deel van het kamp te beschilderen en nepwinkeltjes op te zetten. Ook hebben ze alle zieke en oude mensen op transport gezet. De ‘goed uitziende’ jongeren moesten een voetbalwedstrijd spelen op een binnenplaats van de Dresdner-kazerne. Toen de Rode Kruis-delegatie langskwam, moesten ze een speciale route lopen. Ze werden uitstekend verzorgd. De Duitsers hebben hiervan een film gemaakt: ‘Der Führer schenkt die Juden ein Stadt.’ Die film bestaat nog steeds. Het Joodse filmteam en de nog 'gezond uitziende' figuranten werden hierna doorgestuurd naar Auschwitz om vergast te worden.”

“Vlak voor de bevrijding, op 8 mei 1945, wilden de Duitsers al hun sporen uitwissen. Onder toezicht van de SS moesten we een keten vormen vanaf het crematorium naar de rivier de Elbe. We gaven elkaar kartonnen dozen door met daarin de as van de overledenen, die we vervolgens in de rivier moesten leeggooien. Op elke doos stond de naam en het transportnummer van de overledene. Ik herinner me nog dat een jongen naast me opeens zei: ‘Ik heb hier mijn grootmoeder.’ De lege dozen werden daarna op een hoop gegooid en verbrand."

“Tegen het einde van de oorlog kwamen er ook gevangenen uit andere kampen naar Theresienstadt, onder meer uit Auschwitz. Zodra de deuren van de treinen opengingen, vielen de lijken naar buiten en waren er slechts enkele overlevenden. Ik zie nog voor me hoe ik net mijn portie soep had gehaald, toen ik twee uitgemergelde mensen zag kruipen die wat gras plukten van tussen de stenen. Ik zette mijn kom soep voor hen neer, maar de een sloeg de ander, die stierf, en nog voordat hij zelf kon eten, stierf hij ook. Zo schiep de SS omstandigheden waardoor dit kon gebeuren. Dat heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt: hoe mensen elkaar deze ellende kunnen aandoen.”

En toen werd u bevrijd door het Rode leger?

“Ja, dat klopt. Na de bevrijding bleven we eerst nog anderhalve maand in Theresienstadt onder Russische bewaking. Daarna werden we overgebracht naar de Amerikaanse zone, waar zowel SS’ers als Joodse kampoverlevenden waren ondergebracht. Uiteindelijk zijn we met een vliegtuig naar Eindhoven gevlogen. Daar moesten we eerst in quarantaine voordat we terug naar Delft konden. Toen we eenmaal terug waren, bleek ons huis bezet door andere mensen en waren we al onze bezittingen kwijt. We werden tijdelijk bij verschillende families ondergebracht. Pas later kwam ons huis weer vrij en konden we er opnieuw intrekken. Een groot deel van onze eigendommen hebben we echter nooit meer teruggekregen.”

Holocaustoverlevende Ronald Waterman bezocht ook onze tentoonstelling ‘Je bent er nog!’ Bezoek ook onze tentoonstelling en leer meer over de terugkeer van Joodse Nederlanders na de bevrijding. Meer informatie vindt u op www.jebenternog.nl

Een ingekorte versie van dit interview verscheen eerder in onze maandkrant Israël Aktueel. Klik hier om gratis abonnee te worden!


Anonieme auteur artikelen

De auteur

Renske

Renske heeft Midden-Oostenstudies gestudeerd, waaronder vier maanden aan de Ben Gurion Universiteit in Beer Sheba. Daarnaast heeft ze een master in Religie, Conflict en Globalisering.

Doneren
Abonneren
Agenda