Toe Bisjwat, nieuwjaarsfeest van de bomen
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
4 januari 2016
Binnenkort is het Toe Bisjwa, het nieuwjaar der bomen. De betekenis van dit feest is vrij onbekend. Toe Bisjwat wordt vandaag de dag voornamelijk gevierd door het eten van zo veel mogelijk vruchten uit Israël en door het planten van stekjes. Rabbijn R. Evers legt de diepere gedachte achter Toe Bisjwat uit.
De naam ‘Toe Bisjwat’ komt van de letters Tet en Waaw, samen uitgesproken als Toe, die de getalwaarde 15 hebben. Bisjwat bestaat uit twee woorden: bi betekent ‘in’. Sjewat is de naam van de vijfde maand van het Joodse jaar. Toe Bisjwat betekent dus: de 15e in de maand Sjewat. Dit jaar valt dit in onze jaartelling van zonsondergang op 24 januari tot zonsondergang op 25 januari.
De datum van het nieuwjaarsfeest van de bomen heeft een agrarische reden: ongeveer tot de eerste helft van de maand Sjewat is de meeste regen in het winterseizoen al gevallen. Vanaf dit punt ontwaakt de natuur in Israël uit haar winterslaap. De sappen in de bomen vernieuwen zich en nieuwe vruchten ontknoppen. Vandaar dat een vrucht tot 15 Sjewat administratief gezien – met betrekking tot de `tienden’, de verschillende verplichte gaven aan de kohaniem (priesters), levieten en armen – tot het vorige kalenderjaar hoort. Een vrucht na 15 Sjewat behoort tot het volgende jaar.
Kijk naar Mijn werken. Kijk hoe mooi ze zijn, hoe schitterend. Ik heb ze allemaal voor jou gemaakt. Let dus op dat je Mijn wereld niet vernietigt of verspilt. Want als je dit toch doet, zal er niemand zijn die het voor je kan herstellen
— (Kohellet Raba 7)
Fruit eten
Ogenschijnlijk gaat het om een relatief nieuw feest. De gebruiken rond Toe Bisjwat – zoals het consumeren van fruit – zijn in een latere periode ontstaan. Onder de invloed van de opbloeiende kabbala in Israël van de zestiende eeuw, kreeg Toe Bisjwat meer inhoud. De kabbalisten schreven voor om op Toe Bisjwat vier bekers wijn te drinken, waarbij men allerlei teksten uitspreekt en veel fruit eet.
Zo stelde de bekende kabbalist R. Chaim Vital (1542-1620) voor om maar liefst 30 verschillende soorten vruchten te eten. Vooral de Sefardische Joden werden hierdoor beïnvloed en namen de kabbalistische gebruiken over. De Portugese Joden in Amsterdam houden een gezellige `schoteltjesavond’.
Er ontstond een speciale liturgie met religieuze gedichten, gebeden, teksten uit de Bijbel, de klassieke rabbijnse literatuur en mystieke werken. De teksten worden `s avonds in een soort leerbijeenkomst uitgesproken, onderbroken door het nuttigen van fruit. De voorkeur krijgen vruchten uit Israël; het liefst van de ‘zeven soorten’ waarmee Israël is gezegend: tarwe, gerst, dadel, olijf, granaatappel, druif en vijg.
Drie categorien, drie werelden
Men moet proberen om vruchten te eten uit drie categorieën, met verschillende eigenschappen:
- vruchten die geheel eetbaar zijn, zoals druiven, vijgen of bessen. Deze vruchten corresponderen met de Wereld van Creatie (Olam Ha-Berija) – In deze wereld vindt de schepping uit het niets plaats. Deze wordt door de in het geheel eetbare vruchten gesymboliseerd. Er is nog niets ‘slechts’ in dit eerste scheppingsstadium.
- vruchten met een harde kern (pit), maar met een zachte, eetbare, buitenkant. Deze vruchten symboliseren de Wereld van Formatie (Olam Ha-Jetsira) – Hier wordt het prille begin van het stoffelijke, het scheppingspunt, verder ontwikkeld. In deze wereld wordt materie uit al bestaande materie verder gevormd. Deze wereld correspondeert met de vruchten die een harde kern hebben, maar waarvan de buitenkant eetbaar is.
- vruchten met een harde buitenkant, maar een zachte binnenkant – bijvoorbeeld granaatappels, kokosnoot en noten. Deze vruchten duiden op onze Wereld van de Actie (Olam Ha-Asija) – Dit is de wereld van de fysieke werkelijkheid. Deze wereld komt overeen met de vruchten waarvan de buitenkant hard is, maar de binnenkant is zacht en eetbaar. Aan de oppervlakte van onze materiële realiteit is er veel slechts en verwerpelijks. Niettemin is de essentie door G’d geschapen en oké.
Mystieke symboliek
Deze drie categorien vruchten komen volgens de mystici overeen met de drie niveaus van de schepping waarlangs de G’ddelijke energie wordt omgezet in materie. Eigenlijk is er ook nog een vierde niveau – de wereld van de Emanatie (uitstraling) – waar het hele proces begint. Aangezien dit niveau echter geheel spiritueel van aard is, kan dit niet gesymboliseerd worden door iets stoffelijks.
G’ddelijke vonken
Een belangrijk motief in de mystieke theorieën omtrent het scheppingsproces is dat van de ‘G’ddelijke Vonken’. Volgens de kabbala vindt de schepping plaats via een ingewikkeld proces van emanatie (uitstraling). Bij de schepping ging er echter iets mis – een van de Sefirot (sferen) bleek niet sterk genoeg om het G’ddelijke licht vast te houden en dit weer door te geven. Er ontstond een breuk waardoor G’ddelijke vonken in de diepte verdwenen. Deze vonken zitten als het ware gevangen in onze aardse, materiële en fysieke wereld.
In plaats van een wereld die oorspronkelijk perfect had moeten zijn, ontstond een onvolmaakte wereld. Door het uitvoeren van de geboden van de Thora kan de mens er echter voor zorgen dat de vonken zich weer verenigen met de spirituele wereld. Door het fruit met de juiste intentie te eten, verlost men de vonken uit de duistere wereld waarin zij zich bevinden.
Milieu
Een juiste intentie bij het eten van de vruchten op Toe Bisjwat is een bezinning over de relatie van de mens tot de natuur. Hoe zal de toekomst er uit zien wanneer men doorgaat met het vervuilen van het milieu op grote schaal? Alleen de laatste vijfentwintig jaar al zijn vele dier- en plantensoorten verdwenen.
De Thora verbiedt om tijdens een oorlog vruchtbomen om te hakken. In de Talmoed wordt dit verbod opgevat als een algemeen verbod op het doelloos verspillen en vernielen van alle soorten materie. Iemand die in woede spullen vernielt is volgens de Talmoed gelijk aan een afgodendienaar. Volgens de Midrasj, een rabbijnse verzameling van Bijbeluitleg, leidde G’d Adam rond in het Paradijs. Hij drukte Adam op het hart om vooral zuinig te zijn op de net geschapen wereld:
“Kijk naar Mijn werken. Kijk hoe mooi ze zijn, hoe schitterend. Ik heb ze allemaal voor jou gemaakt. Let dus op dat je Mijn wereld niet vernietigt of verspilt. Want als je dit toch doet, zal er niemand zijn die het voor je kan herstellen” (Kohellet Raba 7).