Sluiten

Zoeken.

‘Na de bevrijding stond ik alleen op de wereld’

Door Geja Lahpor - 

28 december 2023

thumbnail_1301 - Bob Meijer

Bob Meijer. Foto: Geja Lahpor

Voormalig NTS- en NOS-nieuwslezer Bob Meijer is in de nacht van 20 op 21 december op 88-jarige leeftijd overleden. Hij gaf normaal gesproken geen interviews, maar maakte een aantal jaar geleden een uitzondering voor Israël Aktueel. Hieronder leest u dat interview uit 2015.

Velen zullen hem vast nog wel herkennen, de presentator van het NOS-journaal met zijn prachtige en markante stem. Bob Meijer is inmiddels tachtig jaar, maar nog even flamboyant als toen. Het vrije uitzicht vanuit zijn verbouwde boerderij in Friesland is ontspannend, maar geeft hem nog niet het gevoel volledig vrij te zijn van de herinneringen van zijn kampverleden. Samen met Hermien, waarmee hij al vijftig jaar getrouwd is, probeert hij in Blija de rust te vinden waarnaar hij verlangt. En dat lukt aardig. Interviews geeft hij niet, maar voor Israel Aktueel maakt hij een uitzondering.

“Eigenlijk is mijn naam Dov Jitschak Ben Aharon Meïr. Mijn vader Schlomo Aharon was arts. Ons gezin woonde in Amsterdam in de Sarphatistraat. Ik was de oudste van drie kinderen. Toen ik acht jaar was hielden de Duitsers een razzia in Amsterdam. Mijn vader zei ons de gordijnen dicht te houden, maar helaas werden we toch uit onze huizen gehaald. Alle bezittingen werden van ons afgenomen. We hadden al eerder kunnen onderduiken, ieder op een ander adres, maar mijn vader vond het belangrijk om als gezin bij elkaar te blijven, dus deden we dat niet”, vertelt Bob.

Westerbork

Nadat het gezin Meijer samen met nog vele andere Joden in mei 1943 naar het Jonas Daniël Meijerplein was gebracht, moesten ze met de tram naar het Amstelstation. “Op het station stonden treinen klaar die ons naar Westerbork brachten. Wij wisten niet dat Westerbork een voorportaal was van de nazivernietigingskampen. Een trein kon je het eigenlijk niet noemen; het waren veewagens. Wij hebben een jaar in kamp Westerbork gezeten. Het was een werkkamp waar hard geploeterd moest worden.” De herinneringen daarover tonen hiaten. “Ik ben veel vergeten, maar wat me wel is bijgebleven: de Duitse soldaten hadden op hun uniform staan ‘Gott mit uns’, terwijl ze ons alleen maar toeschreeuwden en uitscholden.”

Bergen-Belsen

Bob weet nog goed dat er iedere dinsdag een trein van Westerbork naar Bergen-Belsen vertrok, ook wel het ‘Joden-sterrenkamp’ genoemd, vanwege de mogelijkheid tot uitwisseling van Joden met Duitse krijgsgevangenen. “In 1944 was ons gezin aan de beurt om in de trein te stappen. Aangekomen in Bergen-Belsen werden we daar van mijn vader gescheiden. Hij werd tewerkgesteld bij het zogenoemde ‘kolencommando’, die voor de verwarming van de huizen en het hoofdkwartier van de Duitse commandanten moest zorgen, zodat zij er warmpjes bij zaten, terwijl wij bijna dagelijks uren in de ijzige kou op appel moesten staan. Aan het einde van de dag zagen wij mijn vader aan de andere kant van het prikkeldraad met een zwart gezicht van het roet. Ook Anne en Margot Frank zaten dezelfde periode in dit kamp.” Bob gaat staan, stopt even met zijn verhaal, en terwijl hij uit het raam kijkt voegt hij er nog aan toe: “Vele doden heb ik in dat kamp gezien; vele duizenden hebben het niet overleefd.”

Theresiënstadt

“Na een jaar werden we opnieuw op transport gesteld. Deze keer in een goederentrein met onbekende bestemming. Wij wisten niet dat het de bedoeling was dat we naar Theresiënstadt in Tsjechië zouden gaan, waar de gaskamers in aanbouw waren. Daar zijn we nooit aangekomen. De trein reed al twaalf dagen, maar werd herhaaldelijk beschoten, ik zie nòg de ingeslagen projectielen, de granaten en de rook, en ik ruik nog de kruitdampen. Steeds konden we dat ontwijken door ineen gedoken te zitten in een hoekje op de grond. Maar we begrepen wel dat dit inmiddels de bevrijding betekende.”

Even is Bob stil, maar dan geëmotioneerd: “De volgende ochtend werden we wakker in de trein en ontdekten we dat mijn vader niet meer leefde. Hij had dysenterie en was daar op de dag van de bevrijding aan bezweken. Zijn laatste woorden waren nog dat we niet teveel moesten eten na de bevrijding. En dat bleek een goed advies, want veel overlevenden deden dat wel en lieten alsnog het leven.”

Tröbitz

In Tröbitz, een klein boerendorp bij Leipzig, kwam de trein na twaalf dagen tot stilstand. Hier werden de Joden van dit ‘verloren transport’ door de Russen bevrijd. “Daar is mijn vader begraven. Daarna werden wij naar een boerderij gebracht waar mijn moeder, broertje, zusje en ik een paar weken konden blijven. We sliepen met z'n allen in één bed en kregen eten. Wij misten onze vader heel erg, maar toen onze moeder daar ook nog overleed aan vlektyfus, waren we ten einde raad. Ik was toen tien jaar. In één maand tijd verloren we beide ouders en waren we weeskinderen geworden.”

Nederland

Bob en zijn broertje en zusje werden met Rode Kruiswagens naar Nederland gebracht; maar waar moesten ze naartoe? Een huis was er niet meer en bijna alle familieleden waren omgekomen in Auschwitz. “Een collega van mijn vader ontfermde zich eerst over mij en daarna kwam ik bij vrienden van mijn ouders terecht. Mijn broertje en zusje gingen ergens anders naartoe. Zo stond ik ineens alleen op de wereld. Later kwam een oom uit Amerika naar Nederland die mij in huis nam.

Als ik aan de oorlog terugdenk besef ik dat de Bijbeltekst in Jesaja 53 voor mij wel een hele bijzondere betekenis heeft gekregen, want daarin staat: ‘Hij werd mishandeld, maar Hij liet zich verdrukken en deed Zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij zijn mond niet open’. Deze tekst loopt als het ware parallel met het lijden van het Joodse volk in de Tweede Wereldoorlog. Doordat ik kon overleven heb ik nu drie dochters en vijf kleinkinderen, waardoor de geslachtslijn van mijn volk wordt gecontinueerd.

Maar de Shoah werkt nog door in vele generaties en het belangrijkste wat christenen voor het Joodse volk kunnen doen is wat er in Jesaja 40 vers 1 staat: ‘Troost, troost mijn volk, zegt uw God’.”

“Uiteindelijk heb ik het gevoel dat ik samen met mijn volk gestorven ben”, besluit Bob bewogen zijn verhaal.

Bob Meijer

Bob Meijer werkte voor het NOS-journaal en schreef in 1977 een boekje met als titel Het belangrijkste nieuws wordt verzwegen. Daarin gaat het over de eenzijdige berichtgeving in de nieuwsmedia over Israël. Ook heeft hij in die periode de film gemaakt voor de EO, getiteld Vrede voor het Midden-Oosten en de wereld. Verder maakte hij verschillende programma's en heeft veel films ingesproken.

Geja

De auteur

Geja Lahpor

Geja Lahpor is freelance journaliste en schrijft regelmatig voor Christenen voor Israël.

Doneren
Abonneren
Agenda