Gisterenavond en vandaag is het Jom Ha’atsmaoet – Israëls Onafhankelijkheidsdag. Hier in Israël is dit een nationale feestdag.
En terwijl deze dag -om verschillende redenen- niet noodzakelijkerwijs gevierd wordt in de ultraorthodox-Joodse gemeenschappen, betekent dat niet dat de liefde voor het land Israël niet diep geworteld is in ons hele wezen.
Van slaaf naar Koningskinderen
Pesach is net achter de rug. Een tijd waarin we onze verandering herdenken van 'slaven van Farao' naar 'dienaren van G-d'. Van een onderdrukt volk tot een vrij volk, kinderen van de Koning.
Aan het begin van de Sedermaaltijd openen we de avond met een onderdeel genaamd ‘Magid’. Hierin zeggen we: “Ha Lachma Anja (dit is het brood van ellende)”. ‘Dit is het brood van ellende dat onze voorouders aten in het land Egypte. Allen die honger hebben, laat hen binnenkomen en [met ons] eten. Allen die in nood zijn, laat hen [met ons] Pesach komen vieren. Nu zijn we hier. [Maar] Volgend jaar in het land Israël. Dit jaar zijn wij slaven. Volgend jaar zijn we vrij”.
We zien dat dit gedeelte wordt afgesloten met een verklaring van hoop om volgend jaar in Erets Jisrael (het land Israël) te zijn en Pesach in Jeruzalem te vieren. Evenzo zien we hetzelfde aan het einde van de seder. We sluiten de avond dan af met de verklaring: "LeSjana haba'a BeJeroesjalajiem" – volgend jaar in Jeruzalem.
Dineren als royalty’s
De Joodse wet zegt ons om, ter ere van deze speciale feestdag, op de Sederavond onze beste gerechten, mooiste zilverwerk en duurste tafelgerei -geschikt voor een koning- op tafel te zetten. Daarnaast is er een relatief recent populair gebruik voor veel families om hun Pesachs door te brengen in chique 5-sterren koosjer-voor-Pesach-hotels in Zwitserland, Cancun (in Mexico), de Franse Rivièra, en dergelijke plaatsen; waar ze dan dineren en worden bediend als echte royalty's.
Maar hier komt precies het addertje onder het gras: iedere keer wanneer we aan het begin van onze seder al ons mooie zilverwerk zien, of wanneer we rondkijken naar de prachtige natuur rondom de luxe Pesach-hotels, dan zouden we geneigd kunnen zijn te denken: "Wat is er beter dan dit?"
Misschien is het wel daarom dat de hagada (de sederavond-liturgie) een herinnering voor ons allemaal erin heeft: vergeet niet dat je nog steeds in galoet (ballingschap) bent. Hoe mooi en plezierig het misschien kan lijken, het is nog steeds niet waar wij -als volk- thuishoren. Met alle luxe die we hebben, waar we ook zijn, verlangen we er nog steeds naar om in een -zowel fysiek als geestelijk- herbouwd Israël te zijn.
Verlangen naar het Land
Rabbijn Yitzchak Hutner (1906–1980) was een vooraanstaande rabbijn en rosj jesjiewa (decaan) die oorspronkelijk uit Warschau kwam, waarna hij leerde in de jesjiewa (Joodse leerschool) van de stad Slabodka (wat vandaag in Litouwen is). Vervolgens reisde hij naar het Mandaat Palestina om in de jesjiewa van Hebron te leren, waar hij ternauwernood ontsnapte aan het bloedbad van de Hebron-pogrom in 1929. Hierna keerde Rabbijn Hutner terug naar Europa, voordat hij zelf een jesjiewa-decaan werd in Brooklyn, New York. In zijn latere jaren richtte hij zijn eigen jesjiewa op in Jeruzalem. In september 1970 werd het vliegtuig waarmee de rabbijn reisde, gekaapt door Palestijnse terroristen tijdens de Dawson’s Field kapingen. Tijdens deze gijzeling probeerden terroristen zijn baard af te knippen en namen ze zijn tsietsiet (schouwdraden), talliet (gebedsmantel), tefillin (gebedsriemen) en hoed in beslag. Maar ondanks alles wat hij had moeten doorstaan omdat hij in het land Israël woonde, deed het niets af van zijn liefde voor het Land. Toen iemand hem -na zijn alijah- ooit vroeg of hij iets miste aan het leven buiten het land Israël, antwoordde rabbijn Hutner: "Ik mis het gevoel van verlangen om in Erets Jisrael (het land Israel) te zijn".
Want uiteindelijk is de liefde voor het Land diep geworteld in de ziel van ons volk. Moge het G-ds wil zijn dat we volgend jaar in een daadwerkelijk herbouwd Erets Jisrael zullen zijn.