Interview met Tswi Herschel: 'Zoveel om naartoe te leven'
Door Christenen voor Israël -
24 september 2021
Tswi Herschel: “Ik ben oorlogswees, ik heb praktisch mijn hele familie verloren. Ik heb me uit de puinhopen van de Sjoa gewerkt, ben mijn eigen weg gegaan en heb mijn leven opgebouwd. Gewoon doorgaan, niet toegeven. Ik heb een eigen bedrijf gehad, met 150 man personeel. Ik ben in 2004 begonnen met het werk waar ik tot op vandaag mee bezig ben: lecturer Holocaust Studies.”
“Waar ik altijd naar gezocht heb in Nederland is om ergens bij te horen. Dat komt natuurlijk ook door mijn eerste jaren, die waren tijdens de oorlog bij een gereformeerde familie. Ik werd in 1942 geboren en mijn ouders lieten me als baby van enkele maanden onderduiken bij familie De Jongh. We gingen naar de kerk, zelfs het ‘Onze Vader’ weet ik nog steeds. En toen de oorlog voorbij was, haalde een familielid mij op. Ik werd uit mijn gezin gerukt, dat was een traumatische ervaring. Opeens moest ik Joods zijn. Ik begreep er geen tittel of jota van. Het antisemitisme op de lagere school bracht mij ertoe me af te vragen: waar hoor ik eigenlijk? Door de stichting van de staat Israël in 1948 dacht ik: dan behoor ik daartoe! Dat gevoel is langzaam verder gegroeid.”
Kleine Sjoa
“Want denk niet dat na mei 1945 alles voorbij was, en weer naar normaal. Dat was het zeker niet. Ik heb diverse trauma’s meegemaakt gedurende de oorlog, maar wat daarna is gebeurd, noem ik een kleine Sjoa. Het antisemitisme bleef na 1945, tijdens de lagere school, middelbare school en studententijd, en ook daarna. Toen zei ik tegen mijn vrouw, nu is het genoeg. In 1986 gingen we voorgoed naar Israël. In Israël zijn we deel van een grote familie en dat voel ik, ik hoor hier.”
Hoe kwam u ertoe lezingen te gaan geven?
“Daartoe ben ik aangezet door een ontmoeting met Elie Wiesel. Hij zei: ‘Luister, wij zijn beiden overlevenden. U heeft een totaal ander verhaal dan ik heb, maar u kunt jonge mensen inspireren, en dát is wat we nodig hebben. Ga ermee voort, doe er wat mee!’ En ik zei: dank je wel, en ging naar huis. En thuis zei ik: fijn dat hij dat gezegd heeft, maar wat doe ik dan? Toen kwam ik op het idee om Yad Vashem te bellen. Ik werd gelijk uitgenodigd om een praatje te maken, en ik kon gelijk beginnen.”
Boodschap
“Bij al mijn voordrachten, lezingen en open gesprekken heb ik een centrale boodschap: wij moeten er gezamenlijk voor zorgen en aan werken dat we in een betere wereld komen, voor onszelf, voor onze kinderen, onze kleinkinderen, en voor alle generaties die komen, daar moeten we aan bouwen. Dat is mijn positieve instelling. Ondanks dat ik niets heb – ik heb alles verloren, heb ik – G’d zij dank – de gave om daarmee om te gaan. Ik geniet van mijn leven. En ik realiseer me dat dat niet voor iedereen mogelijk is.
Ik val nooit terug, want ik heb zoveel om naartoe te leven. Vorige week gingen we uit eten ter gelegenheid van de verjaardag van mijn vrouw. En aan tafel zei ik tegen mijn vrouw: moet je kijken, dat zijn onze kinderen, onze kleinkinderen, dat is onze toekomst. Dat hebben wij opgebouwd. Dat is de kracht van onze positiviteit.”