In België moeten Joden zich opnieuw verbergen
Door Joël Rubinfeld -
30 juli 2025
In woelige tijden is de eenzaamheid van de Joden een constante door de geschiedenis heen — en sinds 7 oktober lijkt een nieuw hoofdstuk aangebroken. Maar te zeggen dat ze door iedereen in de steek zijn gelaten, zou onjuist zijn.
Tijdens de Dreyfus-affaire stond een handvol dreyfusards op voor de Joodse kapitein die ten onrechte werd veroordeeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren het de Rechtvaardigen onder de Volkeren die, met gevaar voor eigen leven, Joden hielpen. Met 1.834 erkende Rechtvaardigen staat België op de tweede plaats per capita, na Nederland.
Maar het waren er maar weinigen, vrouwen en mannen van eer, die pas erkend werden nadat de rook van de geschiedenis was opgetrokken. Vandaag zouden velen bij een straatinterview wellicht oprecht zeggen: “Ik was dreyfusard geweest in de 19e eeuw, verzetsstrijder in 1940, en ik had in 1942 Joden verborgen.”
Maar beseffen zij wat zo’n toewijding écht inhoudt, wanneer het vuur heet is?
In de praktijk betekende het bijvoorbeeld voor Émile Zola een zwaar proces, aangeklaagd door de Franse staat na zijn “J’accuse!” op 13 januari 1898. Een proces in een sfeer van gewelddadige haat: men riep “Dood aan de Joden!” en “Dood aan Zola!”, vernielde Joodse winkels, bedreigde hem — de politie moest hem bij elke zitting beschermen. Hij werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, de maximale straf, en moest vluchten naar Londen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog betekende het het offer van 4.000 Belgische verzetsstrijders die stierven of geëxecuteerd werden, en ruim 30.000 arrestaties door de nazi’s. Yad Vashem vermeldt honderden gevallen van Rechtvaardigen die gefolterd, geëxecuteerd of omgekomen zijn in de kampen.
Aan de goede kant van de geschiedenis staan is geen slogan — het is een keuze die zich bewijst in de hitte van de realiteit.
Wat we sinds 7 oktober 2023 meemaken, toont hoe de geschiedenis zich herhaalt. Vandaag is het niet langer een Joodse kapitein die terechtstaat, maar de Joodse staat zelf. Van Parijs naar Den Haag, het tribunaal is nu mondiaal. De valse berichten van het “Ministerie van Volksgezondheid in Gaza” — in werkelijkheid Hamas — dienen als moderne vervalsingen, verspreid door internationale media en opgepikt door zogenaamde mensenrechtenactivisten die in werkelijkheid als openbare aanklagers optreden.
Aan de goede kant van de geschiedenis staan is geen slogan - het is een keuze die zich bewijst in de hitte van de realiteit.
Ook in België worden Joden niet gespaard.
- In Brussel, dat zichzelf “antifascistische stad” noemt, marcheren dagelijks antisemitische “antizionisten” door de straten. Ze vieren de pogroms van 7 oktober en roepen op om “Joden te verbranden”. Monumenten voor de Rechtvaardigen worden beklad. Op de Université libre de Bruxelles (ULB) wordt een gebouw bezet en vernoemd naar een Palestijnse terrorist; de Joodse studenten worden mishandeld. De komst van het Israëlisch voetbalteam wordt geweigerd. Op sommige scholen mag de Shoah-herdenking niet meer doorgaan. Op kermissen dansen kinderen van negen op een strijdlied, gekleed in het zwart en met een keffiyeh, op het ritme van “Mijn bloed is Palestijns”.
- In Antwerpen worden religieuze Joden bespuugd, aangevallen en uitgescholden. Een Joodse school krijgt geen zaal voor de diploma-uitreiking — wegens “de genocide in Gaza”. In een bowlingcentrum wordt op het scherm “5 JODEN” getoond. Bij huiszoekingen bij rabbijnen worden rituele instrumenten in beslag genomen; men eist lijsten van besneden kinderen. Op 9 november, de herdenking van Kristallnacht, roept men in een park op tot “mutilatie van elke zionist”.
- In Gent stemt het stadsbestuur voor een boycot van Israëlische bedrijven en roept het de federale overheid op hetzelfde te doen. Israëlische jongeren worden geweerd van een frisbeetoernooi. De Kristallnacht-herdenking wordt geschrapt. Universiteiten verbreken alle banden met Israël. Een columnist die zijn “drang om een mes in de keel van elke Jood te steken” uitsprak, wordt vrijgesproken.
- Joodse begraafplaatsen worden beklad met hakenkruisen, stenen worden omvergetrokken. Straatprotesten lijken steeds meer op marsen van de SA. Antisemitisme is niet enkel terug — het is verhevigd.
Zoals toen zijn er vandaag weinigen die durven opstaan, terwijl de “collaborateurs van onze tijd” floreren.
Het resultaat?
Belgische Joden moeten zich opnieuw verbergen. Ze veranderen hun naam op Uber, halen de mezuzah van de deurpost, bedekken hun keppel met een pet, en knopen hun hemd dicht om de Davidster te verbergen. Waar men vroeger een gele ster opplakte om de Joden te herkennen, moeten ze zich nu verbergen om niet herkend te worden.
Wat in België gebeurt, weerspiegelt wat in veel Westerse landen plaatsvindt. Zoals toen zijn er vandaag weinigen die durven opstaan, terwijl de “collaborateurs van onze tijd” floreren in politiek, media, rechtspraak, academische instellingen, cultuurhuizen, NGO’s en op straat.
De Duitse dichter Hölderlin schreef: “Waar het gevaar groeit, groeit ook wat redding brengt.”
En daarom wil ik hulde brengen aan enkele van mijn landgenoten — mensen die, net als Zola of de Rechtvaardigen, niet Joods zijn maar wél de Joden bijstaan. Onder hen:
Lucas Ablotia, Clémentine Barzin, Georges-Louis Bouchez, Maarten Boudry, André Brombart, Yves Caelen, Anne Cremer, Georges Dallemagne, Nicolas de Pape, Corentin de Salle, Alain Destexhe, Boris Dilliès, Mia Doornaert, Denis Ducarme, Étienne Dujardin, Charlie Dupont, Samuel Furfari, Nadia Geerts, Drieu Godefridi, Luc Henrist, Merry Hermanus, Assita Kanko, Philippe Lamair, Fadila Maaroufi, Jean-Pierre Martin, Éric Muraille, Jean Quatremer, François Roelants du Vivier, Darya Safai, Ismaël Saidi, Marcel Sel, Sam Touzani, David Vandeputte en Alexandra Villers.
Een onvolledige lijst van mensen die ik mijn vader had toegewenst, toen hij in 1942, op dertienjarige leeftijd, in Brussel onderdook.