De Thora hoort niet in de hemel - en dat is maar goed ook
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
27 mei 2025
Dit jaar vieren wij het Wekenfeest Sjawoe’ot op 2 en 3 juni. Het was 3337 jaar geleden, dat G’d de mensheid de Thora, de Bijbel gaf.
Het feest heet Wekenfeest omdat het precies zeven weken na het Joodse Pasen (Pesach) valt. Met Pesach vierden wij onze lichamelijke bevrijding uit Egypte en met het Wekenfeest onze geestelijke bevrijding uit de afgodische cultuur. Het Joodse Pasen en het Wekenfeest wordt met elkaar verbonden door een telling van 49 dagen, die in de Thora staat (Lev. 23:15-16): "Vanaf de dag na de [Pesach]sabbat, de dag dat u de omer van het beweegoffer bracht, tel zeven volle weken. Tel vijftig dagen tot de dag na de zevende sabbat”. Maar ook het geven van de Thora ging niet zonder slag of stoot.
Hemels protest
Toen G’d op het punt stond Zijn wet – de Thora – aan het volk Israël te geven op de berg Sinaï, stuitte Hij volgens de Joodse overlevering op hemels protest. De engelen waren verbijsterd: Waarom zou G’d Zijn heilige woord geven aan mensen? Aan wezens van vlees en bloed, met verlangens, fouten en een eindeloze neiging tot conflict?
Volgens de Talmoed (B.T. Sjabbat 88b) trad Mozes naar voren. Hij zei: “Staat er in de Thora: Eer uw vader en uw moeder? Hebben jullie ouders? Staat er: Gij zult niet stelen? Hebben jullie dan begeerte?” Mozes’ boodschap is helder: de Thora is niet bedoeld voor hemelse wezens. De wet van G’d is gegeven aan mensen die worstelen, falen, maar ook kunnen kiezen en herstellen.
Een wereld vol strijd, keuzes en chaos
De klassieke uitlegger Rasjie (1040-1105) stelt dat de Thora concrete levensregels bevat die enkel in een menselijke context betekenis hebben. De engelen hebben geen lichamelijkheid, geen verleiding en kennen geen sociale structuren. Zij hebben de Thora eenvoudigweg niet nodig. Maar de chassidische Joodse meesters leggen de nadruk elders: G’d geeft Zijn Thora juist aan de mens omdat de mens in staat is om in een wereld vol strijd, keuzes en chaos, heiligheid te brengen. Dáár ligt de grootsheid van het mens-zijn: niet in perfectie, maar in de keuze om te bouwen, te helen, te gehoorzamen aan het hogere, ook midden in het gebroken leven.
De vraag is dus niet of de wereld de Thora waardig is. De vraag is of wij bereid zijn haar te dragen — met vallen, opstaan en vertrouwen.
Deze oude Joodse tekst raakt ook vandaag een gevoelige snaar. In een wereld waarin geweld, onrecht en verwarring elkaar afwisselen – op veel plaatsen in de wereld maar ook hier in Nederland op straat en in het publieke debat – klinkt de vraag opnieuw: Is deze wereld nog wel een plek voor iets heiligs? Zijn mensen niet te verdeeld, te hard, te onzuiver?
Juist daar klinkt het antwoord van Mozes als een morele oproep. G’d gaf Zijn woord niet aan engelen, maar aan mensen. Niet omdat zij volmaakt zijn, maar omdat zij geroepen zijn. G’ds waarheid wil niet hoog en onaantastbaar blijven, maar intrek nemen in het gewone leven. In keuzes. In liefde. In rechtvaardigheid.
G'd kiest voor ons
We leven op dit moment in een vreselijke tijd, waarin het menselijke lijden weer een hoge vlucht neemt. Juist in deze tijd wordt de diepe morele en profetische kracht van de Thora opnieuw voelbaar, als levensrichting die het geweten vormt. Denk aan het verbod op moord, op laster, op hebzucht. Denk aan de oproep tot naastenliefde, gerechtigheid en respect voor ouders, ouderen en vreemdelingen. De Thora roept ons op om het leven niet te ontheiligen – ook als alles eromheen schreeuwt dat het toch geen zin heeft.
De hemel wilde de Thora voor zichzelf houden. Maar G’d koos anders. Hij koos ervoor Zijn heilige wil toe te vertrouwen aan mensen — zwak, maar vrij; feilbaar, maar verantwoordelijk. Dat is geen zwakte van G’d, maar Zijn grootste kracht. Hij wil geen bewondering op afstand, maar betrokkenheid in het leven.
De vraag is dus niet of de wereld de Thora waardig is. De vraag is of wij bereid zijn haar te dragen — met vallen, opstaan en vertrouwen. Want G’d gelooft in mensen. Zullen wij Hem daarin volgen?