Sluiten

Zoeken.

De omertelling – een tijd van bezinning

Door Rabbijn mr. drs. R. Evers - 

10 mei 2019

israelvlag

In Leviticus hoofdstuk 23 vanaf zin 15 staat een tekst die in ons dagelijkse leven nog steeds een belangrijk ijkpunt vormt gedurende de 49 dagen tussen Pesach (Pasen) en Sjawoe’ot (Wekenfeest, Pinksteren, dat van Pentekoste komt, hetgeen 50e dag betekent).

Op het Wekenfeest ontvingen we de Thora op de berg Sinaï: “Dan zullen jullie tellen vanaf de dag na de rustdag, van de dag waarop jullie de Omer van het bewegingsoffer gebracht zullen hebben: zeven volledige weken moeten het zijn; tot de dag na de zevende week moeten jullie tellen, vijftig dagen; daarna moeten jullie een nieuw meeloffer aan G’d brengen”. Dit nieuwe meeloffer brengen we op Sjawoe’ot, het Wekenfeest dat zo genoemd wordt omdat het gevierd wordt na zeven volledige weken tellen.

De Omertijd is de tijd van het verbeteren van de relatie met de medemens, een tijd van bezinning over de intermenselijke ‘zondeval’, juist in onze dagen.

Het gaat hier om het Omeroffer. Omer betekent eigenlijk ‘een maat’. Toen de Tempel nog bestond was het voorgeschreven om een bepaalde maat gerst te oogsten (3 sea – 1 sea is volgens sommigen bijna 8,3 liter, volgens anderen bijna 14.4 liter) in de tweede nacht van het Pesach-feest. Gedurende de tweede dag van Pesach was het geboden deze Omer, van die geoogste drie sea gerst naar de Tempel te brengen.

De Thora draagt ons op zeven volledige weken te tellen vanaf de nacht, dat de Omer geoogst werd, tot vijftig dagen. En op de vijftigste dag moesten we een meeloffer van tarwe aan G’d offeren, twee broden met gist van het eerste deel van de oogst. De twee broden werden als offer gebracht op het Wekenfeest waarop we de Thora ontvingen.

Deze tijd tussen Pesach en Sjawoe’ot, de periode tussen de Exodus uit Egypte en de Wetgeving op de Sinaï, noemen we de Omertijd. Pesach (Pasen) en het Wekenfeest worden met elkaar verbonden door een telling van 49 dagen. Na de Uittocht uit Egypte begon het Joodse volk met deze telling. Met deze telling toonde het pas bevrijde volk dat zij het ontvangen van de Thora als het einddoel van de bevrijding uit Egypte ervoeren.
Pas nadat zij de Thora zouden ontvangen konden zij zichzelf echt een Joods volk noemen. De Joden zouden de Thora overal meenemen waar ze zouden wonen in de Diaspora, de verstrooiing over de hele wereld

We zouden verwachten dat de periode van de telling richting Sjawoe’ot (Wekenfeest, ontvangst van de Thora) een vrolijke periode zou zijn. We tellen naar het moment toe waarop we de Thora mochten ontvangen!

Maar dat heeft niet zo mogen zijn. Dat kwam doordat reeds vlak na de verwoesting van de Tweede Tempel (in het jaar 70 van de gewone jaartelling) er veel onderlinge onverdraagzaamheid heerste waardoor veel mensen stierven. De vraag is dan waarom we ook tegenwoordig nog gedurende de Omertijd treuren. Wanneer er toen zo veel onenigheid heerste is dat toch geen reden om ook vandaag de dag nog treurig te zijn.

Waarom we tegenwoordig nog treuren in de Omertijd? Het Joodse volk kent helaas ook tegenwoordig nog veel verdeeldheid en onverdraagzaamheid. We bejegenen elkaar nog steeds niet eervol en positief. De Omertijd is de tijd van het verbeteren van de relatie met de medemens, een tijd van bezinning over de intermenselijke ‘zondeval’, juist in onze dagen.

Tijdens de Omertelling bereiden we ons voor op het ontvangen van de Thora. De Midrasj (achtergrondverklaring) vertelt, dat de Thora pas werd gegeven, toen iedereen elkaar in een verdraagzame eenheid kon aanvaarden. Dit is de idee van het Omertellen: opvoeden in verdraagzaamheid met als motto “verbeter de wereld, begin bij jezelf” (en niet bij de ander).

Rabbijn-mr.-drs.-R.-Evers_avatar-90x90 (1)

De auteur

Rabbijn mr. drs. R. Evers

Rabbijn R. Evers was opperrabbijn in Dusseldorf. Hij maakte in de zomer van 2021 met zijn vrouw alija naar Israël. 

Doneren
Abonneren
Agenda