Om drie uur was ik vorige week dinsdagmiddag in Boedapest aangekomen voor de afronding van een klusje waarvoor ik al meerdere keren was ingevlogen. Ondertussen werd het me wederom duidelijk dat (bijna) ieder probleem oplosbaar is als beide partijen elkaar in essentie respecteren en beiden een oplossing willen.
Als beide partijen of een van beiden echter vol haat zitten, is de klus lastig, want vanuit sinat chinam, haat zonder reden, valt met logische argumenten weinig op te lossen. Enfin, mijn Boedapest-missie is geslaagd, de onderliggende problematiek opgelost en ik ben dankbaar dat mijn vele vluchten naar Boedapest resultaat hebben gehad.
Maar pas op, zeg ik tegen mezelf, ook zonder zichtbaar succes moet je je inzetten. Met andere woorden: het gaat om de inzet en altijd om het (zichtbare) resultaat en nooit om het applaus. Regelmatig moet ik kiezen tussen aanwezigheid bij een bijeenkomst die brede media-aandacht zal opleveren en een vrij anoniem gebeuren met slechts een zeer beperkt publiek. Mijn ego en mijn pr-adviseurs hebben weinig bedenktijd nodig om te kiezen, maar ik begrijp gelukkig nog net dat mijn ego niet mijn besluitvorming mag bepalen en public relations een middel is, maar nooit je doel mag zijn.
En dus sprong ik woensdagochtend in Budapest half vier uit mijn bed, met nauwelijks drie uur slaap, om naar Amsterdam te vliegen en aanwezig te zijn in de Pijp bij een kleine bijeenkomst waar twee Stolpersteine werden geplaatst voor het huis van de ouders van mijn vriend de heer Soesan, voormalig voorzitter van de kleine Joodse Gemeente Breda. Het aantal aanwezige journalisten was nul en omdat nagenoeg de hele familie natuurlijk was afgevoerd om nimmer terug te keren, waren er niet meer dan vijftien belangstellenden. Er viel dus met mijn aanwezigheid geen eer te behalen. En toch, zonder wie dan ook te willen kwetsen, betekende mijn aanwezigheid voor mij persoonlijk meer dan mijn participatie aan de vele perfect georganiseerde bijeenkomsten van de laatste weken ter gelegenheid van 4-5 mei en Jom Ha’atsmaoet.
Die twee kleine herdenkingssteentjes en één foto, die per ongeluk de oorlog had overleefd, is het enige dat er van de ouders van Philip Soesan nog tastbaar over is gebleven. Zelfs een graf werd hen niet gegund. Met een brok in mijn keel sprak ik het Jizkor, het herdenkingsgebed, uit terwijl mijn gedachten afdwaalden naar de vele huizen waar voor de oorlog Joden woonden en waar geen Stolpersteine werden geplaatst, omdat zij vernietigd werden met al hun kinderen, broers, zusters, opa’s en oma’s…
Vanuit een groep medische studenten van een universiteit bereikte mij een verzoek om zitting te nemen in een panel over intimiteit/seksualiteit binnen het Jodendom. Ook een dominee en een imam zouden participeren. Over politiek zou niet worden gesproken, sterker nog, als vanuit de zaal iets politieks zou worden ingebracht, zou er worden ingegrepen. Ook voor de beveiliging zou worden gezorgd. Maar helaas, en ik had niet anders verwacht, het werd o.a. om geopolitieke redenen niet toegestaan.
Een gemiste kans, denk ik dan. Maar ik vermoed dat kwade krachten als hoofddoel hebben: anarchie en het voorkomen van oplossingen en vooral geen sjalom!
De jaarlijkse receptie van de ambassade van Israël ter gelegenheid van Jom Ha’atsmaoet, afgelopen donderdagavond, was perfect georganiseerd, een prima opkomst, maar er ontbraken dit jaar zichtbaar Nederlandse politici en er waren meer ambassadeurs niet gekomen dan wel. Het is wat het is, de Jodenhaat floreert en vele burgemeesters kiezen voor escaleren onder de titel de-escaleren! Dit is een nadenkertje. Maar desondanks: Am Jisraeel Chaj!
Afgelopen zondag was ik in Apeldoorn waar ik een lezing heb gegeven over: “De zin van het herdenken”. Het was een volle sjoel, muisstil en een en al aandacht, niemand, ook ikzelf niet, was in slaap gevallen! Na de lezing werden herdenkingsstenen onthuld voor de huizen van waaruit de Apeldoornse Joden werden weggevoerd, om nimmer terug te keren. Het 'Free Palestina' uit de mond van een paar schoffies van een jaar of zeventien, ontbrak uiteraard niet. Verre familieleden waren aanwezig, indrukwekkend. Maar in Apeldoorn zullen voor alle weggevoerde Joden herdenkingsstenen worden onthuld, ook voor hen van wie niemand meer over is. Daarnaast had ik in Breda ook voor de Joodse Gemeente weer een sjioer (lezing) gehouden. Maandag vloog ik naar Krakau voor een driedaagse conferentie van de RCE, Rabbinical Centre of Europe. In Auschwitz zal ik op de herdenkingsplaats een korte toespraak houden, in het Hebreeuws met aan het eind een oproep in het Engels:
I call upon all European Governments, in the name of more than 200 European rabbis gathered here in Auschwitz, to ban any form of antisemitism on the streets and from the media, from universities and schools and to stop demonising Israel and Jews in general and to guarantee the future of European Judaism. Nie wieder, never again Auschwitz!
De nieuwste klacht tegen Joden: Hebreeuws is oorspronkelijk de taal van de Palestijnen die de Joden van hen hebben gestolen. Verzin ik dit? Neen, persoon (een academicus), locatie en in welk gezelschap deze ontvreemding is besproken, zijn mij bekend.