Sluiten

Zoeken.

Blouma Jacobs: "Israël voelt voor mij als thuiskomen en vertrouwd"

Door Geja Lahpor - 

11 augustus 2023

voorbereeiding voor sjabbat

Als vrouw van een opperrabbijn heeft Blouma Jacobs een extra verantwoordelijkheid. Ze reist regelmatig met haar man mee in binnen- en buitenland en staat hem terzijde als er hulp geboden moet worden. Een bijzonder portret van een orthodox-Joodse vrouw en moeder van 10 kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.

De mezoeza aan de voordeur geeft meteen een herkenbaar beeld. Eenmaal binnen draagt een ontspannen sfeer bij aan een welkom gevoel. In de kamer staan boekenkasten vol met Joodse boeken en ook de kast met de torarol ontbreekt niet. Maar er staan ook veel mooie foto's van de kinderen en kleinkinderen. Na de koffie staat Blouma, een hartelijke vrouw met ambities, mij te woord.

Hoe is het om de vrouw van een opperrabbijn te zijn?

Blouma: “Dat is langzaam gegroeid. Eerst was mijn man rabbijn van de plaatselijke gemeente, toen kreeg hij een overkoepelende provinciaale functie bij de IPOR (Interprovinciaal Opperrabbinaat) als rabbijn, en daarna is hij opperrabbijn geworden, zo ben ik er langzaam in gegroeid. Je wordt je daardoor steeds meer bewust van je verantwoordelijkheid. Ik hoef niet alles te weten wat hij meemaakt, zodat ik in elke situatie neutraal en oprecht kan blijven, wat ook mijn intentie is”.

Op twee na wonen de kinderen in het buitenland: in Israël, Canada, Engeland en de VS. Hebt u veel contact met ze?

“We gaan minimaal één keer per jaar naar de kinderen toe. Canada en de VS kunnen we combineren. We proberen daarbij ook zoveel mogelijk op de Bar en Bat Mitswa's en huwelijkssluitingen van onze kleinkinderen te zijn. We vinden het belangrijk om regelmatig contact te houden met de kinderen en kleinkinderen.

Toen mijn grootouders in Israël woonden, moesten we van onze ouders elke zaterdagavond een brief schrijven naar opa en oma, want een mobiele telefoon en whatssapp was er toen nog niet. We moesten in het Jiddish schrijven, want dat was de taal die mijn ouders spraken. Als de brief klaar was, ging mijn vader eerst even checken of er nog taalfouten in zaten”.

Opperrabbijn Jacobs en Blouma Jacobs met hun kleinzoon.

Ik begreep dat u weleens in Oekraïne bent geweest. Hoe was dat?

“Ja, net voor de oorlog was ik daar met mijn man, maar hij was er ook tíjdens de oorlog om mensen te helpen. Mijn roots liggen daar, want mijn ouders komen er oorspronkelijk vandaan, hoewel het toen nog Russisch was. Maar ze zijn na de Tweede Wereldoorlog gevlucht, omdat het gevaar zowel van de Duitsers als van het communisme kwam en ze als Joods-orthodox echtpaar hun godsdienst niet mochten uitoefenen. Ze zijn toen naar Polen gevlucht. Later gingen mijn ouders naar Groot-Brittannië vanwege mijn vaders werk. Ik ben in Londen geboren, waar ik tot mijn 18e heb gewoond”.

Gaat u vaak naar Israël?

“Vanwege werkzaamheden van mijn man gaan we daar in ieder geval 1 tot 2 keer per jaar naartoe, maar dat combineren we dan met familiebezoeken”.

Voelt Israël als thuiskomen?

“Jazeker, en het voelt voor mij ook vertrouwd. Als we er zijn, zeggen we weleens: wanneer gaan we hier naartoe om te wonen? Toch maken we nog geen alija vanwege onze verantwoordelijkheid in Nederland, hoewel we soms een bepaalde leemte, een verlangen naar Israël, voelen. Maar mijn man wordt hier regelmatig door mensen gebeld die hem om hulp of bijstand vragen.

Het komt zelfs nog voor dat mensen aan mijn man bekennen dat ze Joods zijn. Ze hebben dat uit angst nooit aan iemand bekend durven maken. Met name mensen die veel in de oorlog hebben meegemaakt of ondergedoken hebben gezeten. Ze vragen zich in hun zoektocht dan af hoe het verder moet. Maar daarnaast heeft mijn man hier ook nog talloze andere verantwoordelijke en belangrijke taken te vervullen”.

Hoe hebben u en uw man elkaar ontmoet?

“We zijn gekoppeld door de directeur van de Ecole Rabbinique de Paris, waar mijn man studeerde. De directeur kende mij ook, omdat ik eveneens in Frankrijk had gestudeerd aan het meisjesseminarium en zijn vrouw nog familie van mij was. In Engeland hebben we elkaar daarna voor het eerst ontmoet en het bleek een prima match”.

Ervaart u weleens antisemitisme?

“Ja, vaak. Als ik naar het nieuws kijk dan denk ik soms: hoe loopt dat af?

Wij ervaren antisemitisme ook regelmatig persoonlijk, als ik bijvoorbeeld samen met mijn man buiten loop. Omdat hij er herkenbaar Joods uitziet, krijgen we dan van alles te horen.

Pas geleden liepen we op shabbat naar de synagoge, toen we een paar jongetjes tegenkwamen van ongeveer 10 jaar, die riepen 'Free Palestine' en nog meer. Dan vraag ik mij af: waar worden ze geïndoctrineerd? Deze week stuurde iemand ons een foto van een grote Magen David (Davidsster) met daarnaast een hakenkruis. Het blijft ons achtervolgen. De media heeft daarin ook een rol”.

Blouma steekt de shabbatskaarsen aan

Is dat iets van de laatste tijd?

“Nee, want mijn kinderen hadden vroeger ook al te maken met antisemitisme, maar het neemt wel toe, overal en steeds vaker. Inmiddels hebben we ook niet zómaar camera's aan ons huis. We hebben tijden gehad dat, wanneer het onrustig of oorlog in Israël was, de ramen werden ingegooid. Maar sinds we camera's hebben is dat gelukkig niet meer het geval. Iedereen moet kunnen zijn wie hij is en gerespecteerd worden. Alleen omdat ik Joods ben is dat geen reden om mij naar het leven te staan”.

Wat deed u vroeger voor werk?

“Ik was lerares. Ik heb les gegeven aan kinderen op de Joodse school het Cheider in Amsterdam. Daarvoor heb ik in Londen, Parijs en Israël voor de klas gestaan. Daarbij gaf ik cursussen in de Joodse gemeente, ook aan volwassenen. Nu help ik mensen die hulp nodig hebben, zoals iemand naar het ziekenhuis brengen. Maar ik bied ook hulp als mensen naar mijn man komen met problemen en hij aan mij vraagt of ik met de vrouwelijke familieleden wil spreken. Dat kan overal in Nederland zijn”.

Is de synagoge in uw woonplaats belangrijk voor u?

“Ja, beslist. Rabbijn Evers spreekt als plaatselijke rabbijn iedere shabbat in onze synagoge. Daar heb ik veel aan.

Wij hebben een hele goede band met de gemeente, een vertrouwensband. We kennen de mensen al vanaf de jaren '70, en kennen inmiddels ook hun kinderen en kleinkinderen en dat is heel leuk!”

Geja

De auteur

Geja Lahpor

Geja Lahpor is freelance journaliste en schrijft regelmatig voor Christenen voor Israël.

Doneren
Abonneren
Agenda