“God houdt van ons.” Dit waren de woorden van brigadier-generaal Avigdor Kahalani toen ik hem interviewde over de Jom Kippoeroorlog in oktober 1973, nu vijftig jaar geleden.
“Als de oorlog in 1975 was uitgebroken of op Rosj Hasjana (Joods Nieuwsjaar), dan zou de staat Israël niet meer hebben bestaan. Als de oorlog in 1975 was uitgebroken, dan had dit volk zo veel vertrouwen in zichzelf gekregen en niet op God gebouwd, dat het vernietigd zou zijn. En als de oorlog op een feestdag zou zijn begonnen, als iedereen met vakantie is of buiten met vrienden, zou er geen mobilisatie mogelijk zijn.
Maar op Jom Kippoer, Grote Verzoendag, is iedereen thuis of in de synagoge. Soms hebben wij, het volk Israël, een ‘oorvijg’ van Hem nodig, zoals soms ook in de tijd van de Bijbel gebeurde. Zoals we lezen in Deuteronomium 32:15: ‘Toen werd Jesurun vadsig en vet (…) en verwierp God die hem gemaakt had’.”
Toen mij gevraagd werd wie in mijn ogen de meest geschikte persoon zou zijn om nu, vijftig jaar na de Jom Kippoeroorlog, over zijn ervaringen te vertellen, wist ik dat dát de man moest zijn die ik altijd als held van die oorlog gezien heb: Avigdor Kahalani.
Moed
Avigdor Kahalani werd in 1944 geboren in het stadje Nes Tsiona als een van de drie zonen van een Joods-Jemenitische familie. Hij werkte als jongen als mechanicus bij zijn vader in de landbouw en ging, zoals iedereen toen, in 1962 het leger in. Hij werd later officier in de zevende brigade van de cavalerie en werd als een van de eersten naar Duitsland gestuurd om te leren hoe men met de nieuwe Patton tanks moest omgaan.
Hij gebruikte deze tank al tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967, toen hij commandant van een grote eenheid was. Hij raakte zwaargewond: zestig procent van zijn lichaam zat onder de brandwonden. Zijn moed en manier van leidinggeven leverde hem de medaille voor ‘bijzondere dienst aan het land’ op.
Klap in het gezicht
In 1973, hij was toen pas 29, had hij de leiding over vijftig Centurions (tanks), die van de Sinaïwoestijn naar de Golan werden overgebracht ter ondersteuning van lokale legereenheden. “Het vechten met deze tanks in dit gebied was compleet nieuw voor de soldaten. Toch lukte het op de Golan, in de ‘Vallei van de tranen’, tegen meer dan 170 veel beter uitgeruste Syrische tanks, de strijd te winnen.” Hierdoor kon een ‘verrassingsaanval’ van de Syriërs met meer dan 24 uur worden tegengehouden, de tijd die nodig was om de reservisten voor het Israëlische leger te mobiliseren.
Zo heeft men kunnen voorkomen dat het Syrische leger kon doorstormen naar de rest van Noord-Israël. “Deze oorlog heeft de staat Israël en mij totaal veranderd, en was een klap in het gezicht die tot de dag van vandaag nog ‘brandt’”, aldus Kahalani na mijn vraag of deze oorlog het volk Israël veranderd heeft. Na deze oorlog ontving Kahalani de hoogste militaire eer in de vorm van de ‘medaille voor moed’.
Verrassingsaanval
De Jom Kippoeroorlog heeft ons beiden overvallen. Zelf was ik destijds in Eilat om samen met twee collega’s een groep Nederlandse voormalige politieke gevangenen uit de Tweede Wereldoorlog rond te leiden. Ik zag op Grote Verzoendag opeens een vliegtuig in Eilat landen, en begreep dat er iets te gebeuren stond, want op Grote Verzoendag ligt alle vliegverkeer stil. Ook ik werd opgeroepen en vertrok halsoverkop uit Eilat. Pas na drie dagen was ik (als reservist) bij mijn eenheid.
Kahalani: “Ik was al tien dagen eerder met mijn tankeenheid als luitenant-kolonel gestationeerd in de Sinaïwoestijn en kreeg het bevel meteen naar de Golan te gaan. Men sprak over de mogelijkheid van een oorlog. Er was een ‘briefing’ voor alle hoge officieren in een van de militaire kampen op de Golan. Men sprak over een mogelijke aanval om 18.00 uur, maar de luchtaanval van de Syrische luchtmacht verraste ons al tijdens de briefing om 14.00 uur. Ik voelde me ‘alleen’, zo zonder mijn tank en mijn soldaten die in de Sinaï zaten.”
Scholieren
Kahalani eindigde zijn militaire carrière als brigadier-generaal. In 1992, na studies aan verschillende universiteiten, werd hij lid van de Knesset, het Israëlische parlement. Dit duurde tot 1999. Ook was hij onder andere minister van Nationale Veiligheid. Voor, tijdens en na deze tijd had hij al verschillende taken, zoals de verantwoordelijkheid voor het terugbrengen van de overgebleven Joden uit Jemen naar Israël.
Volgens Kahalani is Israël de enige plaats voor ons Joden. Hij was ook voorzitter van de organisatie die zorgt voor de families van de gesneuvelden in de oorlogen van Israël. Gedurende de laatste twintig jaar is Kahalani de drijvende kracht achter de organisatie ‘In de voetstappen van de strijders’. De organisatie neemt jaarlijks meer dan veertigduizend scholieren mee naar de Golan, naar de plaatsen waard de strijd plaatsvond. Kahalani en andere hoge officieren vertellen de scholieren hoe de strijd geweest is en waarom het zo belangrijk is dat wij ons land moeten verdedigen.
Eremedaille
Hij kreeg een eremedaille van voormalig president Shimon Peres, en had de eer een van de twaalf fakkels aan te steken op de avond van Israëls 75e Onafhankelijkheidsdag. Als we afscheid nemen, vertelt Kahalani dat zijn levensmoto de woorden zijn die Amerika’s president John F. Kennedy ooit uitsprak: “Vraag niet wat jouw land voor jou kan doen, maar wat jij voor je land kunt doen.”