Sluiten

Zoeken.

Het verhaal van de enige Nederlandse rabbijn die terugkwam uit de concentratiekampen

Door Klaas de Jong - 

4 februari 2022

Rabbijn Schuster 1956(bron JHM)

Rabbijn Schuster in 1956 (Bron: JHM)

Driekwart van de Nederlandse rabbijnen werd vermoord door de nazi’s. Wat weten we eigenlijk van de rabbijnen in bezettingstijd? Het geloof lijkt een blinde vlek van de geschiedschrijvers terwijl het wel degelijk een rol speelde; ook in de hel van de kampen werd gebeden en de geloofsbelijdenis Sjema Jisraël uitgesproken. Rabbijn Schuster schreef later aan dr. De Jong een brief waarom er in zijn boeken en die van Abel Herzberg geen aandacht voor was.

Een razzia op 26 mei 1943

Aron Schuster werd in 1907 in Amsterdam geboren. Zijn ouders waren gevlucht voor de Russische tsaar; ze waren streng orthodox en Zionist. Zijn moeder leerde Aron al heel jong Hebreeuws en zijn vader liet hem later zelfs de Statenbijbel bestuderen. In 1936 trouwt hij met Eva Packter; ook haar ouders kamen uit Rusland.

In 1941 slaagt Schuster voor het moré-examen. Hij wordt rabbijn in Amsterdam. Een groot deel van de Joodse gemeente wordt in 1942 weggevoerd, maar de rabbijnen konden net als het personeel van de Joodse ziekenhuizen vooralsnog hun werk blijven doen. De ontruiming van ziekenhuis Apeldoornsche Bosch eind januari 1943 was een waarschuwingssignaal evenals vlak daarna de executie van rabbijn Frank bij Bloemendaal.

De rabbijnen Tal en Heertjes doken onder maar Schuster wilde bij zijn gemeente blijven. Hij liet zijn dochtertje Shula wel onderduiken. Hij werd samen met zijn vrouw Eva en zoontje Ab op 26 mei 1943 bij een razzia opgepakt.

Grote Verzoendag in Kamp Westerbork

Schuster kwam in Kamp Westerbork terecht. Hetzelfde geldt ook voor collega-rabbijnen Sarlouis, Dasberg, Vredenburg,  Dünner, Mehler, De Lange, Hirschel, De Hond, Ricardo, Coppenhagen, d’ Ancona, Maarssen, Davids, De Vries, Levisson en Van Gelder. Westerbork viel onder het opperrabbinaat van Abraham Levisson en hij werkte er al vanaf 1939. Opgesloten in het kamp konden de rabbijnen nog geestelijk werk doen. Ze hielden lezingen, troostten medegevangenen en gaven les aan jongens die er zelfs bar mitswa deden. In het kamp hielden ze in 1943 zelfs nog een Grote Verzoendag.

Toen de ouders van Schuster en zijn zuster op de planning stonden voor deportatie naar Sobibor, mocht Aron in de ziekenzaal van Westerbork afscheid van hen nemen. In een interview vertelde Aron Schuster later dat  zijn vader hem zegende, toen even in trance raakte en daarna zei: “Nu is het goed, nu weet ik dat je terug zult komen.”

Deportatie naar Bergen-Belsen

Op 11 februari 1944 werd rabbijn Schuster met zijn vrouw en zoontje naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Aanvankelijk was dit kamp opgezet voor krijgsgevangenen. Toen de SS in 1943 het kamp overnam, werden er verzetsstrijders, politieke tegenstanders en veel Joden gevangengezet. Die kwamen terecht in gescheiden groepen zoals het Ungarnlager, het Neutrallager en het Sternlager. De Joden in het Sternlager wilde men ruilen tegen Duitse krijgsgevangenen. Daar kwam niet veel van terecht; al kwam rabbijn Coppenhagen daadwerkelijk in juni 1944 naar Palestina, waar hij na enkele weken alsnog bezweek.

Gaskamers waren er niet in Bergen-Belsen, maar uithongering en een tyfusepidemie waren bijna net zo effectief.

Het verloren transport

Begin april 1945 naderde het Britse leger. De SS besloot 6.500 Joden te deporteren naar Theresienstadt. In de derde trein zaten Aron, Eva en Ab met nog 2.500 gevangenen waaronder opperrabbijn Levisson.  Terwijl de eerste treinen naar Theresienstadt gingen, was voor deze derde trein de spoorweg niet meer begaanbaar. De derde trein maakte een tiendaagse dwaaltocht tussen de fronten, waarbij ze onderweg door geallieerde vliegtuigen werden beschoten. De tocht eindigde op 23 april bij het dorpje Tröbitz waar het Rode Leger de gevangenen bevrijdde en onderbracht in de huizen in het dorp. Bij tussenstops waren al 200 doden langs het spoor begraven; in Tröbitz stierven binnen enkele weken nog 320 mensen, waaronder opperrabbijn Levisson. Nooit had er een Jood in Tröbitz gewoond, maar in 1945 kreeg het afgelegen dorpje een Joodse begraafplaats.

In Tröbitz moest men weer aansterken. De Joodse verzetsstrijders Menachem en Mirjam Pinkhof vonden dat niet nodig. Ze fietsten van Tröbitz terug en informeerden op 18 mei Amerikaanse officieren over het verloren transport. Die gingen onmiddellijk naar Tröbitz om te kijken of het echt zo was.

(tekst gaat verder onder de foto's)

Foto 1: Route van het Verloren Transport (Bron Lencer - Wikipedia)
Foto 2: De Raw Aron Schuster synagoge (Bron Jigal Krant - Wiki)
Foto 3: Gedenkplaats in Tröbitz, het Jüdischer Friedhof Tröbitz (Bron: Lutz Bruno)

Terug in Amsterdam

Na 16 juni 1945 werden de Schusters door het Amerikaanse leger teruggebracht. Elke dag in Duitsland, op één dag na, had Schuster in geloof trouw zijn gebedsriemen omgedaan.

In Amsterdam vonden ze een gedecimeerde en in verwarring verkerende Joodse gemeenschap. De Joden begonnen aan de wederopbouw, waarbij de overheid niet bepaald hielp. Dat veranderde pas in 1955 door een toespraak van Schuster op 4 mei.

Na het overlijden van zijn vrouw vertrok Schuster in 1972 naar Jeruzalem, de plaats waar zijn ouders al naar toe hadden willen gaan. Bij zijn afscheid werd de naam van de Obrechtsjoel veranderd in Raw Aron Schuster Synagoge. In 1994 overleed rabbijn Aron Schuster; hij werd in Jeruzalem begraven.

Vorige week sprak Klaas de Jong over rabbijn Aron Schuster in een livestream. Deze is terug te kijken in onderstaande video.

Klaas de Jong

De auteur

Klaas de Jong

Klaas de Jong is auteur en uitgever bij Uitgeverij Toetssteen.

Doneren
Abonneren
Agenda