Sluiten

Zoeken.

Overdenking

Terug naar overzicht

Psalm 141 • Gebed tegen kwade daden

Door Kees de Vreugd - 

17 oktober 2023

2021 CVI website (84)

In de psalmen krijgen alle emoties een stem: vreugde en verdriet, angst en verlangen, maar ook woede en gevoelens van wraak. David heeft het allemaal gekend. En in zijn ervaringen heeft Israël zichzelf weer herkend – en met Israël gelovigen van alle tijden. Jezus heeft ze gebeden. Als we de psalmen bidden, is Hij het Die in ons bidt.

Roep om hulp

In Psalm 141 lijkt het wel alsof David even zijn adem inhoudt. Hij heeft het moeilijk. Hij bidt – hij roept om hulp. Maar wat dan? Je gedachten en je gevoelens kunnen zomaar met je op de loop gaan. Voor je het weet is de roep om recht (want dat is de roep om vergelding) omgeslagen in haat. Voor je het weet heb je ondoordachte dingen gezegd die niet bouwen, maar afbreken.

Daarom bidt hij: “Zet, Heere, een wacht voor mijn mond, een wachtpost voor de deur van mijn lippen. Laat mijn hart zich niet buigen een kwade zaak.” In het hart zetelen Bijbels gezien de gedachten. En waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.

Psalm 141

Moet je dan maar alles over je heen laten komen? Mag je niet protesteren, je stem verheffen? Zeker; de psalmen zijn er vol van. En dat geldt niet het minst voor Psalm 141. Vers 5 en 6 klinken in onze vertalingen wat al te zachtaardig berustend. Het zou best kunnen dat het slot van vers 5 veel krachtiger vertaald moet worden: “Nog steeds is mijn gebed tegen hun kwaadaardige daden.” En dan gaat vers 6 verder: “Mogen hun leiders van de rots glijden, maar laten mijn woorden gehoord worden, want zij zijn aangenaam.”

Een gebed tégen kwaadaardige daden. Dat is ook vandaag het reukwerk dat opstijgt tot voor Gods troon.

Bid vandaag voor Israël met de woorden van Psalm 141:

1. Een psalm van David. HEERE, ik roep U aan, kom spoedig tot mij, neem mijn stem ter ore, wanneer ik tot U roep.

2. Laat mijn gebed als reukwerk voor Uw aangezicht staan, laat mijn opgeheven handen als het avondoffer zijn.

3. HEERE, zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur van mijn lippen.

4. Laat mijn hart zich niet neigen naar een slechte zaak, om goddeloze daden te verrichten met mannen die onrecht bedrijven; en laat mij niet eten van hun lekkernijen.

5. Slaat de rechtvaardige mij, het zal een gunst zijn, bestraft hij mij, het zal olie op mijn hoofd wezen, mijn hoofd zal het niet weigeren; dan nog is mijn gebed voor hen in al hun ellende.

6. Hun rechters zijn bij de rotswand vrijgelaten, zij hebben gehoord hoe aangenaam mijn woorden waren.

7. Onze beenderen liggen verstrooid bij de mond van het graf, alsof iemand op de grond iets gekloofd en gespleten had.

8. Maar op U zijn mijn ogen gericht, HEERE Heere; tot U heb ik de toevlucht genomen, laat mijn ziel niet berooid achter.

9. Bewaar mij voor de knellende strik die zij mij gezet hebben, voor de valstrikken van wie onrecht bedrijven.

10. Laat de goddelozen in hun eigen netten vallen, allemaal, totdat ík voorbij ben gegaan.

Volg ons liveblog over Israël

kees-de-vreugd-web-150x150

De auteur

Kees de Vreugd

Kees de Vreugd is theoloog en werkt bij Christenen voor Israël waar hij onder meer hoofdredacteur is van het blad Israël en de Kerk.

Doneren
Abonneren
Agenda