‘Over Uw volk is immers Uw Naam uitgeroepen’
Door Karel van der Plas -
3 oktober 2025
De God die wij dienen openbaart zichzelf als de God van Israël. Zo gaat God de heilsgeschiedenis in – en er is geen enkel moment dat God daar een streep doorheen zet. Hebben wij daar als christelijke kerk wel oog voor?
De God van Israël
Wanneer God aan Mozes verschijnt in de brandende braamstruik dan openbaart God zichzelf als "de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob" (Exodus 3:15). En God voegt toe: "dit is voor eeuwig Mijn Naam." God is geen abstractie, niet alleen een hoger ‘Iets’, maar een God die zich verbindt aan mensen, aan een volk. De grote IK BEN verbindt Zijn Naam aan de aartsvaders en zo aan Israël. Daarom, als Mozes naar de farao toegaat, begint hij ook met: "Dit zegt de God van Israël: laat mijn volk gaan" (Exodus 5:1). God openbaart zichzelf als de God van Israël en kiest ervoor om de wereld te bereiken door dát volk. "En alle volken van de aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u bevreesd zijn" (Deuteronomium 28:10).
Gods Naam is uitgeroepen over Israël
Gods Naam is uitgeroepen over Israël – maar wat betekent dat eigenlijk? In de eerste plaats betekent dit dat Israël Gods eigendom is. Kijk maar eens naar het verhaal in 2 Samuël 12 waar we lezen over de inname van de stad Rabba. Wanneer David die stad zal innemen zal "zijn naam over die stad worden uitgeroepen". Met andere woorden: die stad behoort David toe. Precies zo is Israël: "Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is" (Deuteronomium 7:6).
Er zit nog een ander aspect in het uitroepen van Gods Naam over Israël. Het betekent ook bescherming, zegen en voorspoed. Na de bekende priesterlijke zegen – die ook wij iedere zondag aan het eind van onze diensten horen – zegt God: "Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen" (Numeri 6:27). Dat God Zijn Naam verbindt aan Israël – Hij legt Zijn Naam op hen – betekent dus ook de zegenrijke bescherming van God. Zo’n diepe bescherming dat God zelfs zegt dat ieder die Israël aanraakt Zijn oogappel aanraakt (Zacharia 2:8).
God draagt Israël en Israël draagt Gods Naam. Zij zijn Gods knecht, Zijn dienaar.
Israël, Gods kanaal van zegen
Er zit nog een laatste aspect in Gods Naam over Israël. God openbaart zichzelf aan de wereld door Israël. De roeping van Israël is dan ook een licht te zijn voor de volken. "Dit volk heb Ik Mij geformeerd. Zij zullen Mijn lof vertellen" (Jesaja 43:21). God draagt Israël en Israël draagt Gods Naam. Zij zijn Gods knecht, Zijn dienaar. "U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb" (Jesaja 43:10). In de roeping van Israël gaat het niet alleen over Israël, integendeel zou ik zeggen, het gaat over God en over de wereld. Want waarom verkiest God Israël? "U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben" (Jesaja 43:12). God verbindt zich aan Israël, Hij gaat de geschiedenis in als de God van Israël, om door dat volk heen ook ons te bereiken.
Wat doen wij daarmee?
De God die wij in de kerken aanbidden is niemand anders dan de God van Israël. Voor eeuwig heeft Hij Zijn naam aan dat volk verbonden. God dienen, maar je schouders ophalen over Israël is eigenlijk onmogelijk. Als we werkelijk God willen kennen, ook in ons persoonlijk geloofsleven, dan zullen we God moeten zien zoals Hij is: de God van Israël. En wanneer we ontdekken dat God die naam nog steeds draagt, dan zien we ook dat God nog steeds trouw is aan Israël. Niet omdat Israël zelf altijd trouw is, maar omdat Hij Zijn Naam voor eeuwig aan hen verbonden heeft. Hij is trouw. Hij brengt Zijn volk thuis. Opnieuw: niet omdat Israël nu zo goed is, maar omdat Zijn Naam voor eeuwig aan hen verbonden is. Laten we als kerk God in al Zijn volheid aanbidden.
"Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent. (…) Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen" (Ezechiël 36:22,24).
*) De titel van dit artikel komt uit Daniel 9:19. Daar bidt Daniël voor Israël en pleit hij op Gods Naam. "Vergeef hen Heere", bidt Daniel, "omwille van Uzelf, mijn God over Uw stad en over Uw volk is immers Uw Naam uitgeroepen."