Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

Oh, Waterlooplein!

Door Marianne Glashouwer - 

26 februari 2024

waterlooplein

Waterlooplein, op de achtergrond de Mozes en Aäronkerk en de Portugees Israëlitische Synagoge. Uitgave Jos. Nuss, Haarlem, prentbriefkaart Nuss, A.J. Collectie Stadsarchief Amsterdam: prentbriefkaarten 1900 ca.

Velen zullen zich nog wel het liedje herinneren van Rijk de Gooyer en Johnny Kraaykamp: Oh Waterlooplein. Wist u ook dat deze plaats eeuwenlang het centrum vormde van de oude Jodenbuurt?

Het refrein van het lied Oh Waterlooplein klinkt:

Oh Waterlooplein, oh Waterlooplein!
het is mooi en lelijk tegelijk
Armoedig en toch ook weer rijk
’t is weemoed met ’n scheutje gein, het Waterlooplein.

Joodse buurt in Amsterdam

Onlangs kreeg ik het boek van Wally de Lang in handen ‘Waterlooplein, de laatste Joodse bewoners van de nummers 64-78’ Hierin beschrijft ze de acht panden Waterlooplein 64-78 en de levensverhalen van 26 Joodse gezinnen (114 personen) die er eind jaren dertig begin jaren veertig woonden. Het was het blok huizen tegenover de Mozes en Aaronkerk. In het boek staan zwart-wit foto’s van deze huizen uit 1918, 1932, augustus 1944, eind 1944, april 1945 en 1946. Zo kun je duidelijk zien hoe deze huizen in de loop der jaren en in oorlogstijd in verval raakten Alles, tot het houtwerk toe, werd na de verrotting gesloopt en als bandhout gebruikt in de oorlog. De Joodse bewoners waren immers toch weggevoerd en zouden wel nooit meer terugkeren. Toch?.

Als je nu op het Waterlooplein staat, dan is het niet meer voor te stellen dat deze plek eeuwenlang het centrum vormde van de oude Jodenbuurt. Op de plaats van de zes huizenblokken die hier stonden, bevindt zich nu de Stopera (Stadhuis en Operagebouw). Niets herinnert meer aan de buurt met zijn stalletjes en werkplaatsjes, waar honderden jaren lang Joodse families woonden en werkten. In weer en wind probeerden ze hun waar aan de man te brengen achter een kar of een kraam.

De enige herinnering is een ‘Lint van Steen’ aan de Amstel, dat de contouren zichtbaar maakt van het voormalige Joodse Jongensweeshuis, van waar in 1943 bijna honderd jongens en hun verzorgers werden weggevoerd.

Wie woonden er?

Wally de Jong heeft als een echte detective geprobeerd te achterhalen wie er woonden in de panden 64-78. Dat was niet eenvoudig, want de families waren straatarm en hebben niets nagelaten. Er zijn geen verhalen of documenten te achterhalen. Ook omdat niet alleen zijzelf zijn weggevoerd, maar ook hun familie en kennissen.

Steundossiers

Een belangrijke bron zijn de ‘steundossiers’ van het Amsterdams Stadsarchief. Daarin hebben ambtenaren destijds genoteerd wie een aanvraag indiende voor steun in natura en geld voor levensonderhoud. Ook werd de gezinssamenstelling vermeld, de hoogte van de huur, geboortes, enz. zeventien van de zesentwintig gezinnen moesten een beroep op die steun doen.

In vijf van de acht panden waren op de begane grond kleine winkeltjes en bedrijfjes gevestigd. Zo woonde op nummer 64 Jacob Tak met zijn gezin. Hij had een kleine sigarenmakerij. Samuel Maandag op nummer 66 was eigenaar van een motor- en autosloperrij. Op nummer 68 had Joseph van Gelder een ijzerwarenzaak. Eli Talhuizen runde met zijn zuster Sophia een koosjere kruidenierswinkel op nummer 74. Verder woonden in dit huizenblok nummers 64-78 lompensorteerders, haringventers en groente- en fruitventers. Ze stonden op de markt of ventten hun waren met een kar.

Gezin Jacob de Hond

Het gezin van Jacob de Hond woonde op Waterlooplein 76. Ze waren kort daarvoor uit hun huis gezet in de Zwanenburgerstraat. Hij was handelaar in lege botervaten en in januari 1936 getrouwd met Judic Druijf. Haar ouders woonden vlakbij, op Waterlooplein nummer 72. In 1936 wordt hun zoon Max geboren en Salomon in 1938. Ze waren straatarm en afhankelijk van steun van het ‘ Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijken Steun’. Zelfs de huisbaas was zo met dit gezin begaan dat hij een brief aan dit Bureau schreef:

‘Op het ogenblik moet ik nog vier weken huur ontvangen, het welke er niet is. Ik hoop dat u dit nader onder ogen wilt zien. Zonder huur kan ik ook niet meer, dus zou ik genoodzaakt zijn de menschen van de woning af te zetten en dat is hard.’

Ook Jacob zelf schrijft een noodkreet naar het Bureau. Hij heeft geen ‘cent inkomen’ en een huurschuld van inmiddels zes weken. Hij hoopt zo gauw mogelijk steun te ontvangen of ‘handelsgeld’ om zijn handel in lege botervaten voort te kunnen zetten.

Het gezin met twee jonge kinderen komt van alles tekort. Ze hebben geen schoenen en geen kleren. Er is geen licht en de kolen zijn op. Hun jongste kind, de kleine Sally, kon gelukkig een plaatsje krijgen op de crèche aan de Plantage Middenlaan, een plek voor arme Joodse en niet-Joodse kinderen. In het boek staat een foto van Sally als hij op de arm van een kinderverzorgster nieuwsgierig de wereld inkijkt.

Voldoende steun blijft uit en Jacob en zijn gezin worden uit hun huis in de Zwanenburgerstraat gezet en komen zo terecht op Waterlooplein 76, vlakbij de ouders van Judic. Als de oorlog begint, wordt de financiële situatie van Jacob en Judic nog slechter. Hij zit al in de steun maar vraagt nog meer hulp aan, o.a. ‘handelsgeld’ en ziekensteun.

Gedeporteerd

Dan, op 5 juli 1942 valt een oproep in de bus om zich te melden voor vertrek naar Westerbork. Jacob en Judic kunnen niet anders doen dan aan de oproep gehoor te geven. Ze hebben geen mogelijkheid en geen geld om onder te duiken. Daarom lopen ze met hun kinderen naar de Hollandsche Schouwburg en vandaar naar Amsterdam Centraal. Op 19 juli komen ze in Westerbork aan.

Op 24 juli vertrekken ze met een transport van duizend personen, waaronder 234 kinderen, naar Auschwitz. Judic (30 jaar oud) en haar twee kleine jongens Max (5 jaar) en Salomon (4 jaar) werden direct na aankomst vergast. Jacob werd twee maanden later omgebracht.

Geen Jodenbuurt meer

Rijk de Gooyer en Johnny Kraaykamp zongen een vrolijk, nostalgisch lied over het Waterlooplein. Vlak na de oorlog, in 1947, dichtte Hans Krieg (1899-1961) een droevig en ontroerend lied over ditzelfde plein:

In Amsterdam daar staat een buurt heel verlaten,
de huizen zijn leeg en verrotten in ’t weer
de straten zo stil vol met gapende gaten,
waar zijn toch de mensen? Zie ik ze nooit weer?

Waar zijn al die venters met fruit en met bloemen
en waar is die voddenman, die altijd kwam,
waar zijn die tienduizenden hier niet te noemen,
waar zijn toch die Joden van ons Amsterdam?

De oude Jodenbuurt is niet meer. De huizen zijn afgebroken, de mensen afgevoerd. Als ik op het plein sta bij het monument van het vroegere Jongensweeshuis, dan voel ik een grote droefheid in me opkomen om wat hier gebeurd is. Maar het motiveert me des temeer om juist nu de Joodse Gemeenschap te bemoedigen en op de bres te staan voor Israël, het land en volk van God.

Marianne Glashouwer

De auteur

Marianne Glashouwer

Marianne Glashouwer is spreekster van Christenen voor Israël. Ze is bekend van de Evangelische Omroep en schreef diverse boeken.

Doneren
Abonneren
Agenda