‘Niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël’
Door Karel van der Plas -
13 november 2025
"Niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël" – het is een citaat uit Romeinen 9:6. Voor christenen die de bijzondere plaats van het etnische volk Israël als verleden tijd zien, wordt deze tekst vaak als argument gebruikt. Niet iedere Israëliet behoort tot Israël – zo stelt men dan – maar alleen zij die, samen met gelovige heidenen, in Jezus geloven, vormen het ware Israël. Met andere woorden: de rest van het Joodse volk vormt niet langer meer Israël.
De vraag is natuurlijk of deze interpretatie klopt. Toch lijkt Paulus het wel zo te stellen; de HSV geeft hem als volgt weer: “Want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël.” Tja, daar kunnen we niet omheen. Laten we de context van dit vers bekijken.
Context
In de verzen voorafgaand aan vers 6 staan de bekende voorrechten van Israël. Ja, een groot deel mag dan Jezus niet aannemen als Messias – Paulus heeft het daar ook lastig mee (vers 1-3) – maar hij stelt onomwonden vast: “Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden…” (Romeinen 9:4), en zo somt hij meerdere bijzonderheden op van het uitverkoren volk. Ook als Jezus niet wordt (h)erkent als beloofde Messias, Israël is en blijft Gods uitverkoren volk. Daarom schrijft Paulus twee hoofdstukken verder ondubbelzinnig: “Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” (Romeinen 11:1). Dat mag duidelijk zijn.
Maar dan breekt vers 6 aan (NBV): “God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël.” Inderdaad, God heeft Zijn belofte niet verbroken, Hij blijft trouw aan Israël, dat heeft Paulus net duidelijk laten zien. Maar dan lijkt Paulus de bordjes te verhangen; God mag dan trouw zijn aan Israël, maar ‘Israël’ wordt nu anders gedefinieerd. Niet allen die uit Israël komen zijn Israël, maar, zo lijkt de suggestie, alleen de in-Jezus-gelovige Joden. We lezen dan ook een ‘maar’ in dit vers, terwijl er staat ‘want’. Eigenlijk zou vers 6 dus het eerste moeten bevestigen, maar dat doet het niet. De crux zit hem dan ook in de vertaling.
“Het hele stuk wat volgt, is een argumentatie op het feit dat Israëls verkiezing niet verankerd ligt in hun daden, maar in Gods keuze.”
Vertaling
De keuze voor deze vertaling hangt, zoals iedere vertaling, samen met interpretatie. Elke vertaling is interpretatie, dat is onvermijdelijk. De bril die wij op hebben bepaald hoe wij de Bijbel lezen en hoe wij deze vervolgens vertalen. Met een bril van vervangingsdenken hebben wij vers 6 vertaald. Maar vanuit het Grieks is ook de volgende verklaring mogelijk: “Want zijn niet allen die uit Israël zijn Israël?” Het is dus omgekeerd, het is een retorische vraag. Nadat Paulus uitgebreid uiteenzet dat “zij immers Israëlieten zijn”, dat voor hen nog steeds de verbonden en de beloftes blijven gelden (vers 4-5) én dat God Zijn belofte dus niet heeft gebroken (vers 6a), dan stelt Paulus de logische vraag te beginnen met wánt: “Want zijn niet allen die uit Israël zijn Israël?” Precies! Israël is Israël, allen die uit Jakob zijn voortgekomen, álle twaalf stammen, zijn Israël. Zij blijven dat voor eeuwig en daarom geldt ook voor hen voor eeuwig alle beloftes.
Gods trouw en keuze
Deze vertaling maakt het vervolg van Romeinen 9 ook duidelijk. Paulus schrijft daarna over Gods soevereine keuzes. Niet al het nageslacht van Abraham werd gerekend als het uitverkoren volk, alleen dat van Izak (vers 7). En ook bij Izak was het alleen Jakob die God verkoos (vers 10-13). Het hele stuk wat volgt, is een argumentatie op het feit dat Israëls verkiezing niet verankerd ligt in hun daden, maar in Gods keuze. Het is een verdere uitwerking van wat Paulus een paar hoofdstukken eerder al aanhaalde: “Want wat is het geval? Als sommigen ontrouw zijn geweest, zal hun ontrouw de trouw van God toch niet tenietdoen? Volstrekt niet!” (Romeinen 3:3-4). Israël blijft Israël – met haar roeping, beloftes en voorrechten. Dát is wat Romeinen 9:6 ons leert.
“God heeft zijn belofte niet gebroken. Want zijn niet allen die uit Israël zijn Israël?”