Sluiten

Zoeken.

Lessen van het schaakspel

Door Yoel Schukkmann - 

22 juli 2020

schaken

Afgelopen maandag 20 juli was het de ‘Internationale Schaakdag’ die sinds 1966 wordt georganiseerd door UNESCO om de schaaksport te stimuleren. Het schaakspel heeft ook binnen de rabbijnse literatuur - niets verbazend - een respectvolle plaats ingenomen.

Ik zeg ‘niets verbazend’ omdat het waarschijnlijk de nadruk op mentale vaardigheid en concentratie was die de bewondering van Thora-geleerden voor dit spel aantrok. Er zijn zelfs overleveringen die zeggen dat koning Salomo er helemaal weg van was. Zo wordt er vertelt dat hij ooit schaakte tegen een van zijn generaals toen een geluid zijn aandacht afleidde. De generaal maakte gebruik van de verstoring, verplaatste snel een paar stukken en won toen het spel. Het verhaal eindigt met een beschrijving van hoe koning Salomo de generaal op een slimme manier zijn valsspel liet bekennen.

Schaken wordt ook genoemd in de Talmoed (B.T Ketoebot 61b) waar staat geschreven dat een vrouw die rijk genoeg is om nooit huishoudelijk werk te hoeven doen, kan voorkomen dat ze gek wordt van verveling door, onder andere, te schaken - omdat nietsdoen tot zonde leidt.

Legende

De Thoracommentator en poeet, Awraham ben Meir Ibn Ezra (1089-1167), schreef een gedicht over het schaakspel dat ook een handboek is met de spelregels. En zo raadt rabbijn Jehoeda HaChassid (1150-1217) in zijn klasieke werk, Sefer Chassidim, het zelfs aan om te schaken. In het boek Maaseh Buch (uit 1672) staat een bekende legende over rabbijn Sjimon HaGadol uit Mainz (950-1020): "Rabbijn Sjimon is een groot schaakmeester, maar de paus paart hem.”

Door zijn manier van spelen, begreep rabbijn Sjimon dat deze paus zijn lang verloren zoon was.

De legende zegt dat op een Sjabbat er een niet-Joodse vrouw naar het huis van rabbijn Sjimon kwam om zijn oven aan te steken (omdat Joden geen vuur mogen maken op de Sjabbat) en toen zijn jonge zoontje, Elchanan, ontvoerde. Het jongetje groeide christelijk op en steeg uiteindelijk hoger en hoger in de kerk-hiërarchie totdat hij uiteindelijk tot paus werd gekozen.

Omdat de jongen echter verlangde zijn vader weer te zien, beval hij slechte besluiten tegen de Joden, wetende dat zijn vader deel zou uitmaken van de delegatie die zou komen om hiertegen te protesteren. Toen rabbijn Sjimon inderdaad naar Rome afreisde, daagde de paus hem uit tot een schaakspel. Door zijn manier van spelen, begreep rabbijn Sjimon dat deze paus zijn lang verloren zoon was, omdat hij speelde zoals zijn vader hem had geleerd toen hij het spel als kind begon te leren.

Tegenstanders

Net zoals de gezegde “twee Joden, drie meningen” was niet iedereen blij met dit spel. Maimonides (1138-1204) was er erg tegen. Hij was zelfs van mening dat degenen die voor geld schaken, ongeschikt zijn om als getuige te dienen voor een Beet Din (Joodse rechtbank). De filosoof Kalonymus ben Kalonymus was tegen schaken zelfs als er geen gokken bij betrokken was. Andere Joodse wetgeleerden schrijven specifiek over het schaken en bekritiseren het als een verspilling van kostbare tijd die besteed kan worden aan Thorastudie.

Rabbijn Aharon Sason van Constantinopel (geboren 1629) drong er op aan om niet te schaken op de Sjabbat. Rabbijn Elijahoe de Vidas (1518–1587) verbood het zelfs op de Sjabbat, hoewel hij kinderen onder de veertien toestond het wel te leren omdat het hun denken verscherpte. Daarentegen was er een Duits-Joodse gewoonte om een speciaal schaakspel voor de Sjabbat te hebben met zilveren stukken.

Lees het dagboek

van de opperrabbijn

Leerzaam

Ook al zijn er verschillende meningen over het schaakspel, wij geloven dat er niets is in de wereld waar wij niet van kunnen leren. Rabbijn Menachem Nachoem Friedman (1823–1869) zei ooit: “Ik zal jullie vertellen wat het schaakspel ons leert.” In terugkeer naar G-d leren we de volgende regels:

  1. Je geeft een stuk op om er twee te redden.
  2. Je kunt niet twee zetten tegelijk doen.
  3. Je kan je niet veroorloven om spijt te hebben.
  4. Je gaat alleen maar door, je trekt je niet terug.
  5. Als je eenmaal naar boven gaat, is de weg aan alle kanten open

Hoe meer iemand zijn voorkennis en waakzaamheid vergroot, hoe beter het voor hem is.

Toen rabbijn Simcha Boenim van Przysucha (1765-1827) in zijn jonge jaren als houthandelaar Joden ontmoette die ver van de Thora waren afgedreven, schaakte hij met hen en maakte hij opmerkingen die bedoeld waren om hun harten aan te raken. Tijdens zo’n spel maakte hij ooit een verkeerde zet en vroeg hij toestemming om het in te trekken. 'Ga je gang', zei zijn tegenstander.

Na een paar minuten vergiste de rabbijn zich weer, maar deze keer weigerde zijn tegenstander naar hem te luisteren. “Ik heb je een keer laten gaan”, zei hij, “maar nu niet meer.” Hierop antwoordde rabbijn Simcha Boenim: "Wee de persoon die zo diep in zonde is dat geen enkel verzoek hem kan overhalen om zijn wegen te veranderen!" Verder zei hij ook: “Schaken leert ons dat een persoon zich op al zijn wegen zorgvuldig moet gedragen en elke stap die hij zet zorgvuldig moet afwegen. Het leven is hetzelfde. Hoe meer iemand zijn voorkennis en waakzaamheid vergroot, hoe beter het voor hem is.”

De Lubavitcher Rebbe, rabbijn Menachem Mendel Schneerson (1902-1994), vergelijkt het schaakspel met onze relatie met G-d. Hij zegt dat in het schaakspel er twee soorten stukken zijn: de officieren (koning, koningin, ridder, loper, toren) en de soldaten (pionnen). De officieren kunnen met grote passen springen en in alle richtingen bewegen en snel veel terrein beslaan terwijl de soldaten slechts één vakje tegelijk vooruit kunnen. Wanneer een soldaat zijn doel bereikt en de andere kant van het bord bereikt kan hij worden verheven tot elke rang, zelfs die van koningin – maar hij kan geen koning worden, want er is maar één koning in het spel. In de hogere geestelijke rijken bestaan zowel engelen als zielen. Engelen zijn vergelijkbaar met de 'officieren' in het schaken: ze kunnen van plaats naar plaats springen, maar ze kunnen nooit verder komen dan hun oorspronkelijke rang. Daarentegen zijn de zielen zoals de "eenvoudige soldaten", traag en opzettelijk. Hoewel ze maar één kleine stap per keer vooruit kunnen gaan bereiken ze een zeer hoog niveau wanneer ze hun missie in deze wereld voltooien. Maar tenslotte is er maar één koning: G-d, de Koning der Koningen.

Ontwerp zonder titel

De auteur

Yoel Schukkmann

Yoel Schukkmann groeide op in Nederland, waar hij chassidisch werd, wat wij zouden noemen 'ultra-orthodox' Joods. Hij verhuisde daarom in zijn tienerjaren naar Israël om in een jesjiewa te leren....

Doneren
Abonneren
Agenda