IDFA en de sluipende normalisering van uitsluiting
Door Roger van Oordt -
24 november 2025
Afgelopen week liet Ronny Naftaniel me even diep zuchten. Er was wéér werk aan de winkel. IDFA (International Documentary Filmfestival Amsterdam) hanteert dit jaar een beleid waardoor Israëlische films en instellingen die directe overheidssteun ontvangen buiten het festival vallen. IDFA zegt daarmee geen individuele makers te willen weren, maar in de praktijk raakt zo’n criterium een groot deel van de Israëlische documentairewereld.
Als je in Israël films maakt, ben je nu eenmaal vaak deels afhankelijk van publieke fondsen. Net als makers elders. Ook kritische Israëlische documentaires worden gesubsidieerd door de Israëlische overheid, zoals The Sea (2025). Een film over een Palestijnse jongen die bij een checkpoint wordt tegengehouden en duidelijk kritisch is op bezetting en oorlog. “Israëlische steun” is dus geen simpele graadmeter voor “pro-Israëlische propaganda”. In een klein taalgebied met sterke publieke fondsen krijgen heel veel makers, ook de fel kritische, gewoon steun, omdat die fondsen officieel niet op politieke loyaliteit mogen selecteren.
Terug naar IDFA en hun uitsluiting. Bij de opening van de 38e editie klonk opnieuw vanaf het podium “Palestine will be free” en niemand greep meer in. Dat is geen los incident meer. In 2023 was er nog een rel, toen activisten op het podium “From the river to the sea” riepen; IDFA bood daarna excuses aan. Twee jaar later is de grens niet hersteld maar opgeschoven: wat toen nog een ontsporing heette, is nu opnieuw hoorbaar bij de opening, terwijl Israëlische films en instellingen met staatssteun worden geweerd. Dat is precies hoe het nieuwe normaal ontstaat.
Als je in Israël films maakt, ben je nu eenmaal vaak deels afhankelijk van publieke fondsen.
Ik had, net zoals jij waarschijnlijk, nog nooit gehoord van IDFA, als je niet goed ingevoerd bent in overkoepelende culturele instellingen. Maar IDFA is geen randverschijnsel. Het IDFA-evenement wordt voor miljoenen betaald door onze overheid, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Net zoals onze wetenschappelijke instituten, zoals universiteiten die voor een groot gedeelte betaald worden vanuit de overheid, geeft de overheid ook 2 miljard subsidie voor de periode van 2025–2028 aan cultuur. En precies dát maakt de kwestie zo pijnlijk.
Verschillende universiteiten en hogescholen verbraken de banden met de Joodse staat. Nu volgt dus ook een gesubsidieerd IDFA-evenement. Een overheid die gewoon toekijkt, en het normaal gaat vinden dat deze uitsluitingen plaatsvinden. We hadden eigenlijk geen keuze en stonden vandaag met Pim van der Hoff, Ronny Naftaniel, Frits Barend en een paar zeer verontruste Nederlanders bij het ministerie van OCW om de personeelsleden tijdens hun lunchpauze met dit beleid te confronteren. Dit was helaas nodig.
Laat dit alsjeblieft niet het nieuwe normaal worden.
De Joodse gemeenschap in Nederland staat al twee jaar onder enorme druk. Steeds vaker worden Nederlandse Joden weggezet als 'zionisten', en dat etiket wordt gebruikt om ze buitenspel te zetten: cultureel, maatschappelijk en soms ook letterlijk op straat. Het wordt tijd dat de overheid zichtbaar opstaat tegen intimidatie en bedreiging door organisaties die Joodse Nederlanders en de Joodse staat hun plek op deze aarde niet gunnen. En die bovendien alles in het werk stellen om hun veiligheid te ondermijnen.
We weten hoe dit werkt: eerst is het een uitzondering, dan een beleid, dan een gewoonte. Vandaag een festival, gisteren een concertzaal, morgen een universiteit. Als we nu niet ingrijpen, schuift de grens steeds verder op.
Het is niet onze hobby om te staan op de plekken waar beslissingen worden genomen over het lot van Israël en de Joden. Maar als wij het niet doen, wie staat er dan wel?