In de week na Pinksteren leidde ik, zoals ik dat al een aantal jaren heb mogen doen, een studiereis voor predikanten naar Israël.
Op dinsdag, aan het begin van de reis zei ik tegen de groep: “Het is me nog nooit overkomen dat alle afspraken en programmaonderdelen al voor vertrek bevestigd zijn. Ik heb het gevoel dat er iets niet klopt.” We konden toen niet bevroeden dat drie dagen later vrijwel het hele programma kwam te vervallen doordat alles gesloten werd en er nergens bijeenkomsten meer gehouden mochten worden vanwege de veiligheid.
Afspraken die we hadden gingen niet door. Mensen die ik had uitgenodigd moesten afzeggen omdat zij in deze moeilijke tijd bij hun gezin wilden zijn – hun kinderen hadden alle aandacht nodig. Daarvoor in de plaats kwamen spontane ontmoetingen gewoon met mensen die we tegenkwamen, maar ook weer nieuwe afspraken met anderen.
Ik had een programma bedacht, maar de Heere had iets beters voor ons, zoals iemand later tegen ons zei. Hij heeft het overgenomen en dat nemen we nu mee naar huis. We hebben een klein beetje ervaren waar Israël al zo lang doorheen gaat. Daardoor mochten we dieper verbonden worden met Israël.
We zijn onder de indruk geraakt, opnieuw, van de vastberadenheid en de veerkracht van het Joodse volk. Mensen gaan ‘gewoon’ door. Jeruzalem wordt gebouwd. Israël leeft.
We waren verbijsterd over de morele arrogantie, gepaard aan totale geestelijke verblinding, bij politici en media in ons land. Eens te meer beseffen we dat de strijd om Israël een geestelijke strijd is. We zijn vastbesloten om wat we gezien en gehoord hebben door te geven. Om het in onze kerken op te nemen voor Israël. En boven en in dit alles, om de trouw van de God van Israël te verkondigen.