Sluiten

Zoeken.

Geboorte van de soepamandel

Door Petra van der Zande - 

8 juni 2023

buurt super

Een buurtwinkel.

“Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?” Mattheüs 6:25

Na de Onafhankelijks oorlog was het voor de jonge staat Israël een worsteling om staande te blijven. Er was gebrek aan alles, niet alleen voedsel, maar ook buitenlandse valuta. Tegelijkertijd kwamen er bijna wekelijks duizenden ontheemde en berooide Joden uit Europa en moslimlanden aan die moesten worden opgevangen. Alleen door middel van een streng bezuinigingsbeleid kon Israël de nieuwkomers integreren.

Minister-president David ben Goerion creëerde het ministerie van Rantsoenering en Distributie, met Dov Yosef aan het hoofd.

In de periode van 1949-1959 had tsena (bezuiniging) een zeer negatieve bijklank. Dov Yosef was bijna altijd de ‘gebeten hond’. Er werden heel wat moppen verteld waarin hij de hoofdrol speelde:

  • Dov Yosef is nu religieuzer dan de opperrabbijn. De opperrabbijn laat de orthodoxen zes uur wachten tussen het eten van vlees en melk. Yosef laat hen soms zes weken wachten.
  • Israël is bezig een nieuw commercieel verdrag met Egypte af te sluiten. Het eerste punt op de agenda is de verkoop van Yosef aan de Egyptenaren.
  • Dov Yosef heeft een nieuwe regeling voor de Hoge Feestdagen voorgesteld: één dag om Rosj haSjana (Joods Nieuwjaar) te vieren en twee dagen voor Jom Kippoer. [Rosj haSjana duurt altijd twee dagen en Jom Kippoer is één vastendag.]

Dov Yosef

Tegen het einde van het Britse Mandaat ontkoppelde de Engelse regering in februari 1948 de Israëlische pond van de pond sterling markt – een actie die grote financiële onstabiliteit kon veroorzaken. Ook al was Israëls onafhankelijkheid nog geen feit, legde David ben Goerion het fundament voor de financiële infrastructuur van de toekomstige staat. De Anglo-Palestine Bank (later Bank Leumi) gaf een nieuwe Israëlische pond uit die ‘Lira’ werd genoemd.

In drieënhalf jaar tijd was de Joodse populatie door de influx van bijna 700.000 nieuwe immigranten verdubbeld.

Gerantsoeneerd voedsel

Het strenge bezuinigingsbeleid bepaalde dat iedere Joodse staatsburger per persoon, per maand, recht had op voedselcoupons ter waarde van 6 IL - Israëlische Lira. De hoeveelheid voedsel per persoon kwam uit op 1600 calorieën per dag. Dit dieet was gebaseerd op het Engelse Tweede Wereldoorlog model – net genoeg om niet te verhongeren. Kinderen, ouderen en zwangere vrouwen kregen extra calorieën. Gerantsoeneerd voedsel zoals olie, suiker, margarine en rijst betekende dat mensen urenlang in de rij moesten staan. En als je dan eindelijk aan de beurt was moest je nog maar afwachten of de voorraad niet op was.

Per persoon had men recht op een half brood en 60 gram mais, rijst of groente per dag. Eén keer per week was er vlees (75 gram per persoon), soms twee keer per maand vis; een heel enkele keer was er iets ‘speciaals’ te krijgen zoals chocola, eieren, honderd gram kaas of gedroogd fruit. In het naoorlogse Europa begon men weer echte koffie te drinken en de economie krabbelde langzaamaan weer op.

Israëlis moesten het echter doen men chicorei tabletten en soepblokjes in plaats van kippensoep. Doordat verse eieren en melk bijna niet te krijgen waren, werd eieren- en melkpoeder gebruikt. Vers fruit was een ongekende luxe, dus werd er een speciale fabriek opgezet die een compote produceerde die naar fruit smaakte. Als je het geluk had om familie of kennissen te hebben die op een kibboets woonden, dan zat je gebakken. Kibboetsniks werden “kinderen van de room” genoemd, omdat men daar geen gebrek had aan melk, kaas en room.

Regelmatig waren er door het hele land protesten tegen het rantsoeneringsbeleid. In tijden van oorlog en bij grote tekorten, floreert de zwarte markt en Israël was daarin geen uitzondering.

De oplossing

In 1948 kampte Israël met een groot rijsttekort. De Osem-voedselfabrikant kwam toen met een briljant idee en bedacht de ptitiem (kleine geroosterde pasta balletjes). De ‘Ben Goerion rijst’ werd later ‘Israëlische couscous’ genoemd. In 1950 moest de Osem-fabriek opnieuw een crisis het hoofd bieden. Waarschijnlijk hadden zij door een administratieve fout hun vaste maandelijkse hoeveelheid meel niet ontvangen. Daarom ontving de fabriek ter compensatie 300 liter palmolie. In tijden van schaarsheid, zei men daar geen nee tegen, maar wat moest de producent met zoveel olie doen? De fabrieksleiding besloot de olie te gebruiken om meel te frituren – en ziedaar: de geboorte van de soepamandel. Door toevoeging van kurkumapoeder werd de onaantrekkelijke kleur van het gefrituurde product veranderd in heldergeel.

‘Soepamandel’ is de letterlijke vertaling van het Hebreeuwse sjkedeij marak - meervoud van sjaked – amandel; Marak is het Hebreeuwse woord voor soep. Ondanks de naam, bevatten sjkedeij marak geen amandelen.

Israël heeft de grootste armen ter wereld waarmee zij iedere Jood zonder thuisland verwelkomt.

— Ruth Gruber

In het vooroorlogse Europa voegden Asjkenazische Joden gebakken of gefrituurde Zup Mandlen (Jiddisj) toe aan hun Pesach soep. Deze ballen bestaan uit matza meel en eieren en leken op de kneidlach (matza ballen) die we vandaag kennen. Het verschil is dat kneidlach gekookt worden.

In de beginjaren bracht Osem twee soorten sjkedeij marak op de markt - een platte, diamantvorm, en een ovale versie die de eier-amandel genoemd werd.

Door de jaren heen veranderde het product, werd het aangepast aan de lokale markt en ook de verpakking ging met de tijd mee. Het uiteindelijke product – de vierkante, bolle, felgele en gezouten soepamandel – was (en is nog steeds) te vinden op iedere Israëlische eettafel. Want je eet geen soep zonder sjkedeij marak!

Naast Osem zijn er tegenwoordig meerdere voedselproducenten die soepamandelen op de markt brengen. Sinds een paar jaar is er een nieuwe kosjer lePesach versie te koop die niet alleen in de soep, maar ook als een snack gegeten wordt!

Het Israëlische tsena (bezuinigingsbeleid) van de 50’er jaren faalde vanwege het enorme begrotingstekort, het hoge werkeloosheidpercentage en de stijgende inflatie. Ondanks de economische crisis bleef de levensstandaard toch gehandhaafd tot aanvaardbare niveaus. In de jonge staat werden alle beschikbare bronnen gebruikt om de gehele bevolking te voeden en te kleden. Dankzij tsena konden in die begin jaren meer dan 700.000 immigranten uit Europa en moslimlanden met succes worden opgenomen en geïntegreerd.

(Foto 1: Een Osem-fabriek in 1942 in Tel Aviv.
 Foto 2: Immigranten in kamp Pardes Hanna.
 Foto 3: Huisvrouwen in de rij voor voedsel.
 Foto 4: Een bord met Shkedey marak.)

Petra-van-der-Zande_avatar-90x90

De auteur

Petra van der Zande

Petra van der Zande woont sinds 1989 in Jeruzalem. Samen met haar man zorgde zij 21 jaar lang voor vier meervoudig gehandicapte Israëlische pleegkinderen. Nu is zij onder andere actief...

Doneren
Abonneren
Agenda