Een poosje terug waren we in Italië. De Italiaanse afdeling van onze internationale Israëlfamilie had mijn man Willem uitgenodigd om Bijbelstudies te geven over Israël. De afdeling bestaat al 12 jaar en staat onder leiding van Edda Foggarello en haar jonge team van vrijwilligers.
Naast Bijbelstudie was er ook tijd voor ontspanning. We wilden graag het Joodse getto van Venetië bezoeken. Vanaf Padua duurt de reis een half uur met de trein. Edda is onze gids en vanaf het treinstation lopen we in tien minuten naar het voormalige getto.
Het Joodse getto
Als we door een smalle poort lopen van het getto, staan we voor de deur van het koosjere restaurant Gam Gam. We genieten van een heerlijke koosjere lunch. Na afloop loopt de kelner met ons mee naar buiten. Hij wijst op de poort waar we zojuist doorheen gelopen zijn.
‘Kijk’, zegt hij, ‘je ziet de gaten nog waar de zware deur in gehangen heeft. Deze poort werd elke avond gesloten en christelijke bewakers hielden toezicht dat niemand het getto verliet. Overdag mochten de Joden het getto verlaten, maar dan moesten ze wel een herkenningsteken dragen en hoofdbedekking. De enige beroepen die ze mochten uitoefenen waren textielhandelaar, geldschieter of arts.’
Hij vervolgt: ‘ We zijn er trots op dat ons getto de eerste ‘wolkenkrabbers’ ter wereld heeft. Er kwamen steeds meer Joden wonen en het getto werd steeds voller. Daarom ging men in de hoogte bouwen, soms zeven verdiepingen hoog. Maar ze moesten ook oppassen, omdat het gebouw kon inzakken vanwege de drassige grond.’
We wandelen verder in het oudste getto ter wereld. In 1516 besloot de regering van Venetië dat alle Joden voortaan op een eilandje in de wijk Cannaregio moesten wonen. Op dit eilandje stond een ijzergieterij – ‘geto’ in het Venetiaans, uit te spreken als ‘dzjetto’. De Duitse Joden konden de ‘dzj’ niet uitspreken. Daarom werd de plek getto genoemd, uitgesproken met een harde ‘g’.
Halverwege de 17e eeuw woonden er ongeveer 5.000 Joden opeen gepakt in Venetië. Tegenwoordig wonen er nog 500 Joden in de oude stad en minder dan 30 in het getto. Napoleon heeft in 1797 de toegangspoorten laten weghalen, maar het duurde nog tot 1866 totdat ze werkelijk vrij waren.
In het getto staan vijf synagogen: een Spaanse, Portugese, Duitse, Levantijnse en een Italiaanse synagoge. Helaas kunnen wij die vandaag niet bezoeken. Wel is de Jeshiva-school open. Mijn man heeft daar een inspirerende ontmoeting met een rabbijn met een eerbiedwaardige, lange, grijze baard. Ondertussen lopen Edda en ik een groot plein op. Edda vertelt dat hier lang geleden veel ganzen rondliepen. Hun veren gebruikten de Joden voor het vullen van beddengoed.
Tekst gaat verder onder afbeeldingen.
(foto 1: Een 'wolkenkrabber', foto 2: Edda in het koosjere restaurant, foto 3: Ikzelf bij de poort van het getto, foto 4: Willem met de rabbijn)
Giuseppe Jona
Even verderop vinden we het voormalige Joodse bejaardentehuis. Aan de muur is een plaquette bevestigd ter nagedachtenis aan de held van Venetië: Giuseppe Jona. Hij was een gewaardeerd arts, die zijn leven opofferde om zijn volk te redden.
Giuseppe Jona wordt geboren op 28 oktober 1866 in een Venetiaans Joods gezin. Hij gaat medicijnen studeren aan de oudste ongebonden Universiteit van Europa, de universiteit van Padua. De oudste is die van Bologna, maar die stond onder kerkelijk toezicht. Op 26-jarige leeftijd wordt hij hoofd van het ziekenhuis van Venetië. Hij wijdt zich volledig aan de geneeskunde en het genezen van zieke mensen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog onderscheidt hij zich in militaire ziekenhuizen en krijgt daarvoor een onderscheiding van de Italiaanse Staat.
Giuseppe Jona trouwt nooit, maar leeft voor zijn familie, zijn collega’s en studenten. Hij behandelt veel verschillende mensen in Venetië en maakt daarbij geen onderscheid tussen Joden en Christenen. Hij wordt ‘de dokter van de armen’ genoemd.
Alles verandert als in 1938 de racistische wetten van kracht worden. Dan wordt hij, na veertig jaar trouwe dienst, plotseling een paria, die vermeden en gediscrimineerd wordt. Evenals alle andere Joden in Venetië. In 1940 wordt zijn naam geschrapt uit het register van artsen. Hij mag zijn beroep niet meer uitoefenen, enkel en alleen omdat hij Joods is.
Heldendaad
Maar hij laat zich hierdoor niet weerhouden om anderen te helpen. In juni 1940 wordt hij dan ook unaniem gekozen tot President van de Joodse Gemeenschap. Op deze manier kan hij zijn volk leiden in deze gevaarlijke tijd. Hij weigert om onder te duiken, hoewel hij daartoe de kans had.
Als in 1943 de nazi’s Italië veroveren, komen ze meteen bij Giuseppe en eisen dat hij een lijst met namen van de 1.300 Joden die nog in Venetië zijn aan hen overhandigd. Dat is Giuseppe helemaal niet van plan. Hij is wel bang dat hij de namen zal verraden als hij gemarteld wordt. Van de bezettende macht krijgt Giuseppe enkele dagen de tijd om de lijst in te leveren. Anders nemen ze hem en alle andere Joden gevangen.
Deze dagen geven de arts de gelegenheid om zijn testament te maken en al zijn bezittingen aan goede doelen te schenken. Daarna vernietigt hij alle documenten over de Joden van Venetië en pleegt hij zelfmoord. Dankzij de opoffering van zijn eigen leven, konden vele Joden van Venetië gered worden. Ondanks huiszoekingen werden 1.100 Joden nooit gevonden. Er werden 243 Joden gedeporteerd, maar 8 daarvan kwamen terug uit Auschwitz.
Edda en ik staan voor de plaquette en staan stil bij de herinnering aan Guiseppe Jona, Een man die zijn hele leven in dienst van anderen had gesteld. Hij offerde zijn eigen leven op, zodat vele andere mensen verder konden leven. Hij doet mij aan een andere Jood denken… die Zijn leven gaf opdat anderen zouden kunnen leven.