Bijzondere uitzonderingen in de Thora
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
23 juni 2023
U bent in Jeruzalem op weg naar de Kottel, de Klaagmuur. Op iedere hoek en uit iedere nis klopt een bedelaar, in het jiddisj ‘sjnorrer’ genaamd, bij u aan om een kleine aalmoes.
Persoonlijk vind ik het gebod van liefdadigheid erg belangrijk. Omdat ik niet zo rijk ben, dat ik iedereen onderweg kan onderhouden, zorg ik er voor vele kleine muntjes bij mij te hebben, zodat ik niemand hoef over te slaan. Daarna ga ik bidden bij de Klaagmuur. Ook daar word ik regelmatig gestoord in mijn gebeden om de nood van de massa te lenigen. Maar tijdens de belangrijkste gebeden weiger ik pertinent om iets bij te dragen. Ik spreek met het Opperwezen. Stoor mij niet.
Wat heeft prioriteit?
Deze weigering wordt uiteraard in de Talmoed besproken. Het principe luidt: “als je bezig bent met de ene goede daad, ben je vrijgesteld van andere goede daden”. Anderen hebben sowieso niet het recht mij te storen bij mijn gebeden. Maar ik ben ook bezig met het uitvoeren van een uiterst belangrijk gebod: het gebed.
Toch menen sommige sjnorrers dat hun financiële ellende belangrijker is dan mijn gesprek met G’d. Dat dit zo is, is niet uitgesloten. Er bestaan nu eenmaal prioriteiten in deze wereld. Als iemand echt honger heeft, kan het zijn dat zijn honger belangrijker is dan mijn gebed. Ik kan dat moeilijk beoordelen. Hoe belangrijk is mijn gebed tegenover zijn honger? Hoe meten we dit of controleren we de grote nood bij de ander?
Daarom komt het Talmoedische gezegde ons te hulp. Ik hoef me niet schuldig te voelen: als ik bezig ben met de ene goede daad, ben ik vrijgesteld van andere goede daden. Extreme gevallen daargelaten, kan ik dus ongestoord doorbidden, zonder in ernstige gewetensproblemen te raken.
Het Pascha vieren?
Met deze regel in ons achterhoofd kunnen wij een moeilijke passage uit de Bijbel begrijpen. In Numeri 9 komen een aantal dragers van de doodskisten van Josef, Ruben, Simon, Levi, Jehoeda en alle andere stamvaders aan het woord. Omdat ze een dode meedroegen uit Egypte naar Israël waren ze onrein geworden. Onreine mensen mochten geen Pascha- of Pesach-offer brengen.
Ze beklaagden zich (Numeri 9:6-8): ”Nu waren er mensen die vanwege het aanraken van het dode lichaam van een mens onrein waren, en op die dag het Pascha niet konden houden. Daarom kwamen zij die dag naar voren, vóór Mozes en vóór Aäron. En die mensen zeiden tegen hem: Wij zijn onrein vanwege het aanraken van het dode lichaam van een mens. Waarom zouden wij afgehouden worden om de offergave van G’d op zijn vastgestelde tijd in het midden van de Israëlieten aan te bieden?“ G’d bood een oplossing. Onreine mensen werd een maand uitstel geboden. Ze mochten het Pascha een maand later inhalen.
De vraag die hierbij opkomt, luidt: deze baardragers waren bezig met een gebod, het verzorgen en begeleiden van overledenen. Waarom zeggen we hier niet eenvoudig: als je bezig bent met de ene goede daad, ben je vrijgesteld van andere goede daden? Als je bezig bent de overledenen te vervoeren naar Israël, hoef je geen Pascha-offer te brengen? Het antwoord luidt, dat het Pascha zo belangrijk was, dat deze mensen het coute que coute wilde brengen. Het Pascha of Pesach-lam was de afgod van de Egyptenaren. Het slachten van deze afgod was de eerste belangrijke geloofsdaad van de Joden in Egypte. Hierdoor verdienden ze het door G’d bevrijd te worden. Deze geloofsdaad herinnerden we ieder jaar weer in het oude Israël toen we nog een Tabernakel of Tempel hadden.
Elke regel kent zijn uitzonderingen
De baardragers van de stamvaders, die uiteindelijk in Israël herbegraven zouden worden, vonden dat zij in het tweede jaar in de woestijn niet mochten ontbreken bij het Pascha-offer. Misschien hadden zij zich kunnen beroepen op de vrijstelling omdat ze bezig waren met het vervoer van de stamvaders. Maar dat wilden zij niet. Dit is de ware religieuze attitude: niet verplicht zijn maar toch bij alle belangrijke religieuze activiteiten aanwezig willen zijn. We kunnen hier veel uit leren voor het dagelijkse leven. De spontaniteit van de religieuze opwelling telt zeker mee!