Sluiten

Zoeken.

Antisemitisme in het Nieuwe Testament? (deel 2)

Door Jaap de Vreugd - 

24 juni 2018

after-the-pogrom-1598x900-1024x577

Het kunstwerk 'Na de pogrom' toont een tafereel van Joden op de vlucht na een pogrom, een vaak door christenen georganiseerde gewelddadige aanval op Joden, waarvan er talloze hebben plaatsgevonden in Europa. - Beeld: Minkowski

In mijn eerste deel over dit onderwerp, kwam de oproep aan de orde om het Nieuwe Testament maar te zuiveren van antisemitisme. De kerkgeschiedenis heeft ons duidelijk laten zien dat de tekst van het Nieuwe Testament aanknopingspunten biedt om Joden te veroordelen en deze zijn door christenen dankbaar aangegrepen om hun Jodenhaat te voeden. Maar evenals het Oude Testament, is ook het Nieuwe Testament een Joods boek.

In mijn eerste deel over dit onderwerp, kwam de oproep aan de orde om het Nieuwe Testament maar te zuiveren van antisemitisme. De kerkgeschiedenis heeft ons duidelijk laten zien dat de tekst van het Nieuwe Testament aanknopingspunten biedt om Joden te veroordelen en deze zijn door christenen dankbaar aangegrepen om hun Jodenhaat te voeden. Maar evenals het Oude Testament, is ook het Nieuwe Testament een Joods boek.

Schrappen van delen van het Nieuwe Testament lijkt me een onbegaanbare weg. In de eerste plaats lijken me ideeën over onze eventuele zuivering van het Nieuwe Testament nogal op gespannen voet te staan met het openbaringskarakter van de Bijbel. Ook deze woorden zijn onder de inspiratie van de Heilige Geest tot stand gekomen, hoe moeilijk we het er ook mee kunnen hebben.

Verder moeten we bedenken, dat alle schrijvers van het Nieuwe Testament Joden waren (misschien met uitzondering van Lukas), die gedrenkt waren in de Heilige Schriften van Israël, de Tenach, en de traditie van Israël, die later gestalte kreeg in de Talmoed. Wat ze deden was in feite de Tenach uitleggen vanuit het geloof, dat de beloofde Masjiach in Jeshua verschenen was – en daar zit geen woord antisemitisme bij.

“De stereotiepe veroordelingen van het Joodse volk zijn zo’n beetje in de genen van het christendom gaan zitten.”

Juist in het kader van de bovengenoemde theologische herbezinning ontdekken we opnieuw het Joodse karakter van de oorsprong van het christendom, en van de geschriften die in dat jonge Joodse christendom ontstonden. Jezus, de evangelisten, de apostelen: ze waren volbloed orthodoxe Joden. Dat deze Joden de aanstichters van christelijk antisemitisme zouden zijn, zou wel een extreme vorm van Jüdischer Selbsthass (‘Joodse zelfhaat’) zijn. Het gaat in feite om een intern Joodse discussie: er zijn Joden die in Jezus met enthousiasme de Messias ontdekken, en er zijn er die dat fel afwijzen. Dat levert soms een stevige polemiek op, waarvan we de sporen in het Nieuwe Testament tegenkomen.

Maar dat deze intern Joodse polemiek in de ontwikkeling van de kerkgeschiedenis gebruikt is als een anti-Joodse polemiek valt het Nieuwe Testament moeilijk te verwijten; dat is te schrijven op rekening van een theologie, die zich al vroeg ging afzetten tegen Israël en Jodendom. Het verbaast mij altijd een beetje, dat soortgelijke beschuldigingen niet ook tegen het Oude Testament worden ingebracht. De profeten bijvoorbeeld doen soms uitspraken, die los van de context gemakkelijk als anti-Joods of zelfs antisemitisch zouden kunnen worden geduid, maar in het kader van heel de boodschap van het Oude Testament gaat het om een profetische kritiek vanuit de liefde en bewogenheid van de God van Israël, die Zijn volk nooit loslaat, ook al geselt Hij het, met woorden of soms letterlijk.

Navenant gaat het ook in het Nieuwe Testament om een profetisch kritische boodschap van de God van Israël voor de volkeren, maar allereerst voor Israël: eerst de Jood en dan de Griek. Zomin als de schrijvers van Tenach als antisemieten kunnen worden aangemerkt, zomin zijn de schrijvers van het Nieuwe Testament dat. We zullen dus bij de uitleg van de Nieuwtestamentische geschriften zorgvuldig moeten luisteren naar hoe de teksten zelf spreken in de context en scherp zicht krijgen op en afstand nemen van de stereotiepe anti-Joodse interpretatiegeschiedenis; de ‘Wirkungsgeschichte’ of ‘reception history’ zoals dat in het theologisch jargon heet. Dat is overigens gemakkelijker gezegd dan gedaan; stereotiepen van vele eeuwen en generaties verdwijnen niet zo makkelijk. De stereotiepe veroordelingen van het Joodse volk zijn zo’n beetje in de genen van het christendom gaan zitten.

‘Zij behagen God niet en zijn alle mensen vijandig gezind’

Als voorbeeld een paar opmerkingen over op het eerste horen felle anti-joodse woorden van Paulus, waarin hij Israël helemaal lijkt af te schrijven. Ik bedoel de passage uit 1 Thessalonicensen 2:14–16. Ik laat de woorden hier volgen in de Herziene Statenvertaling.

14 Want u, broeders, bent navolgers geworden van de gemeenten van God die in Judea zijn, in Christus Jezus, omdat ook u hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers als zij van de Joden, 15 die zowel de Heere Jezus als hun eigen profeten hebben gedood en ons hebben vervolgd. Zij behagen God niet en zijn alle mensen vijandig gezind. 16 Zij verhinderen ons tot de heidenen te spreken opdat die zalig zouden worden. Zo maken zij voor altijd de maat van hun zonden vol. En de toorn is over hen gekomen tot het einde.

Dat liegt er allemaal niet om! Wie deze woorden legt naast wat Paulus bijvoorbeeld in de brief aan de Romeinen schrijft over Israël (hoofdsstuk 9–11) begrijpt er eigenlijk niets van. Nu wijzen velen erop, dat we in deze brief te maken hebben met een nog jonge apostel, deze brief is de eerste die hij geschreven heeft (omstreeks het jaar 50), terwijl we in de brief aan de Romeinen te maken hebben met een iets oudere, meer gerijpte apostel (omstreeks het jaar 56). In Romeinen 9–11 is zijn visie verder ontwikkeld dan in 1 Thessalonicenzen 2. Dat kan natuurlijk. In ieder geval lijkt het me raadzaam de woorden uit de Romeinenbrief op zijn minst in het achterhoofd te hebben bij het lezen van 1 Thessalonicenzen, al was het allen maar om je te realiseren, dat die tekst niet het ultieme woord van de apostel over de Joden is. Niettemin blijft het een hard woord.

Maar er zijn nog meer opmerkingen te maken. Mij heeft zeer geholpen wat David H. Stern, een Messiasbelijdende Jood, bij deze passage schrijft in zijn commentaar op het Nieuwe Testament. Hij wijst om te beginnen op de vertaling van het Griekse woord joudaioi. De meeste Engelse vertalingen hebben hier Jews, zoals de Nederlandse Joden. Maar in de context zou de vertaling Judeeërs de correcte weergave zijn. Punt van vergelijking is immers, dat de christenen in Thessalonica veel te verduren hebben van hun medeburgers, net zoals de gemeenten in Judea van hun medeburgers, en dat zijn dus niet de Joden in het algemeen, als ‘natie’, maar de bewoners van Judea, dus de Judeeërs.

“de meeste vertalingen spreken over ‘de Joden, die de Heere Jezus gedood hebben’ (met komma), daarmee suggererend, dat Paulus de schuld van de dood van Jezus op alle Joden legt ”

Daarmee is al een behoorlijk stuk van de zwaarte van deze woorden weggenomen: Paulus doet geen vernietigende algemene uitspraak over ‘de’ Joden, maar heeft het over bewoners van Judea. Daar komt nog bij, dat de meeste vertalingen spreken over ‘de Joden, die de Heere Jezus gedood hebben’ (met komma), daarmee suggererend, dat Paulus de schuld van de dood van Jezus op alle Joden legt; terwijl net zo goed en waarschijnlijk beter vertaald kan worden met een beperkende bijzin: ‘de Judeeërs die Jezus gedood hebben’ (zonder komma; het Grieks kent helemaal geen interpunctie); en die staan dan tegenover de Judeeërs die daarbij niet betrokken waren. Paulus doet dus beslist geen algemene uitspraak over de Joden, die Jezus gedood hebben, maar heeft het over die Judeeërs die een aandeel hadden in de dood van Jezus.

Wat de uitspraak over het doden van de profeten betreft het volgende. Niet alleen Stern, maar ook andere exegeten wijzen erop, dat dergelijke uitspraken bekend zijn in de intern Joodse polemiek; ook in de Talmoed en in de geschriften van Qumran komen dergelijke uitspraken voor; vergelijk ook wat Jezus zegt in Matteüs 23:31 en Stefanus in Handelingen 7:51 en 52. Dat heeft allemaal te maken met de scherpe profetische kritiek die binnen Israël klinkt (zie hierboven), maar altijd vanuit de bewogenheid en de onderlinge verbondenheid van de verbondsrelatie.

Een frappante overeenkomst vinden we bijvoorbeeld in Nehemia 9, een indrukwekkend hoofdstuk over een dag van vasten, gebed en verootmoediging die deel uitmaakt van de ‘opwekking’ onder Nehemia: schuldbelijdenis over het doden van profeten is onderdeel van de verootmoediging (vers 26). Paulus heeft zelf in sterke mate last ondervonden van die Judeeërs, die ook hem tegenstonden in zijn apostolische roeping; het brengt hem tot een uitspraak, die vergelijkbaar is met wat Jezus tegen de Farizeeën zegt in Matteüs 23:13: “u sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf niet binnen, en hen die er binnen willen gaan laat u er niet binnengaan”.

De laatste zin in deze passage lijkt definitief te zijn: ‘de toorn is over hen gekomen tot het einde’. Maar het klinkt heel anders als we met Stern vertalen: God’s fury will catch up with them in the end. Dan geeft Paulus dus zijn Judese tegenstanders in de handen van God, ‘Wie de wraak toekomt’ (Romeinen 12:16; zie ook 2 Thessalonicenzen 1:6–9). Samenvattend: Paulus bemoedigt de Thessalonicensen door erop te wijzen, dat hun situatie vergelijkbaar is met de gemeenten in Judea. Ook de Judese gemeenten hadden veel te lijden van Judese volksgenoten, zoals de apostel dat ook zelf ondervonden heeft. De houding van deze Judeeërs karakteriseert Paulus dan met formuleringen, ontleend aan de bekende intern Joodse profetische polemiek. En tenslotte geeft Hij ze over in de handen van God, die rechtvaardig oordeelt. Maar het gaat niet aan Paulus hier te beschuldigen van een anti-Joodse of zelfs antisemitische opstelling.

Ontmaskering van de Wirkungsgeschichte

De ‘Wirkungsgeschichte’ of ‘reception history’ van deze woorden van de apostel is helaas catastrofaal geweest: Paulus heeft volgens de gangbare christelijke uitleg hier duidelijk uitgesproken, dat de Joden als volk schuldig staan aan de dood van Jezus, en daarom is de toorn van God definitief over hen gekomen. Het vervolg van de gedachtengang laat zich raden: de kerk vervangt het verworpen Israël, en de Joden verdienen niet anders dan oordeel en ondergang. En zo spelen ook deze woorden een duistere rol in de demonisering van Israël temidden van de christelijke wereld. Maar het gaat natuurlijk niet aan kerkelijk antisemitisme terug te voeren tot op Paulus.

“Helaas las (en leest?) een groot deel van de christenheid het Nieuwe Testament vanuit een anti-Joodse vooringenomenheid en vindt dan in het Nieuwe Testament terug wat het er zelf inleest: veroordeling en verwerping van Israël.”

Het is de taak van het christendom vandaag, wanneer het werkelijk een nieuwe relatie zoekt met Israël, zich te bevrijden van alle anti-Joodse reflexen en te zoeken naar een uitleg van de Schriften en een theologie die afrekent met antisemitisme en niet bedreigend is voor het Joodse volk. Niet het Nieuwe Testament is antisemitisch; helaas las (en leest?) een groot deel van de christenheid het Nieuwe Testament vanuit een anti-Joodse vooringenomenheid en vindt dan in het Nieuwe Testament terug wat het er zelf inleest: veroordeling en verwerping van Israël. Ontmaskering van de Wirkungsgeschichte van dreigende woorden voor Joden en Jodendom moet vandaag hoog op de agenda van de exegese staan

Jaap-de-Vreugd_avatar-90x90

De auteur

Jaap de Vreugd

Ds. Jaap de Vreugd is emerituspredikant binnen de Protestantse Kerk Nederland. Hij was jarenlang voorzitter van stichting Christenen voor Israël en is voor de stichting nog altijd actief als spreker...

Doneren
Abonneren
Agenda