Sluiten

Zoeken.

Explainer: Hebreeuws – taal van de Bijbel en van vandaag

Door Drs. Kees de Vreugd

Artikel

Gevorderd

hebreeuwse-typmachine-toetsenbord-Or-Hiltch-1024x576

In Israël klinkt het Hebreeuws alsof het nooit is weggeweest. En eigenlijk is dat ook zo. Het moderne Hebreeuws dat vandaag in Israël gesproken wordt is in wezen geen andere taal dan de taal die in de Bijbel is vastgelegd, en die tweeëneenhalf duizend jaar geleden in Jeruzalem gesproken en geschreven werd.

Ivriet - עברית

Laten we meteen maar een populair misverstand uit de weg ruimen. Ivriet is niet de moderne gesproken taal in onderscheid van het klassieke Bijbelse Hebreeuws. Ivriet is gewoon Hebreeuws in het Hebreeuws.

De taal is ook nooit 'dood' geweest om in de negentiende eeuw weer tot leven gewekt te worden. Al was het Hebreeuws eeuwenlang voor de Joden hoofdzakelijk de taal van de Bijbelstudie en de gebeden, toch is het daarnaast ook steeds het voertuig gebleven waarmee Joodse gemeenschappen in heel verschillende delen van de wereld met elkaar communiceerden. Er bestaan uit allerlei tijden brieven over halachische kwesties (d.w.z. over de Joodse wetgeving), maar ook handelscorrespondentie, en ook poëzie en literatuur. Hebreeuws was nooit een dode taal.

Eliëzer Ben-Jehoeda

Niettemin was het gebruik ervan toch hoofdzakelijk beperkt tot een aantal leefgebieden. Pas toen in de negentiende eeuw het nationale bewustzijn begon te groeien, werd men zich ook bewust van de noodzaak van een taal die alle terreinen van het leven bestreek, niet alleen de godsdienst en de wetgeving, maar ook de techniek.

Eliëzer Ben-Jehoeda (Wit-Rusland 1851 – Jeruzalem 1922) wordt algemeen gezien als de vader van het moderne Hebreeuws. Zijn verdienste voor de ontwikkeling van de taal is ongetwijfeld nauwelijks te beschrijven. Toen hij in 1881 met zijn gezin voet aan wal zette in Jaffa in het toenmalige Palestina, besloot hij alleen nog maar Hebreeuws te spreken. Het was vooral aan zijn ijver te danken dat een generatie later alle nieuwe Joodse immigranten Hebreeuws spraken en dit de voertaal was geworden van de Joden in het land Israël.

In Jeruzalem begon hij aan zijn levenswerk, het samenstellen van een woordenboek. Dat zou uitgroeien tot een werk van zestien delen en is in feite een encyclopedie van de Hebreeuwse taal. Op basis van de klassieke Hebreeuwse bronnen en verwante Semitische talen zoals het Aramees en het Arabisch, vormde hij nieuwe woorden voor moderne begrippen, zodat er zo min mogelijk leenwoorden nodig waren. De eigen structuur van het Hebreeuws biedt daarvoor veel mogelijkheden. Nog steeds publiceert de Academie voor de Hebreeuwse Taal jaarlijks een lijst met nieuwe woorden. Maar leenwoorden als ‘smartphone’ zijn tegenwoordig geaccepteerd en nauwelijks meer uit te bannen.

Ben-Jehoeda kon voor een deel ook voortbouwen op wat er al was. Overal in (Oost-)Europa waren er in de 19e eeuw al kringen ontstaan die het Hebreeuws als omgangstaal bevorderden. Er werden Hebreeuwstalige kranten en literatuur uitgegeven. Europese literatuur werd in het Hebreeuws vertaald, maar er waren ook schrijvers als Achad ha-Am (letterlijk: een van het volk; pseudoniem van Ascher Tzvi Ginsberg, 1856 – 1927) die in het Hebreeuws begonnen te publiceren.

De ontwikkeling van de taal

Afgezien van de woordenschat zijn er verschillen tussen het klassieke en het moderne Hebreeuws. De taal van de Bijbel is in hoge mate een literaire taal. De spreektaal was ook toen al anders, en in de oudheid bestonden er ook regionale verschillen (dialecten). Een voorbeeld daarvan is in Rechters/Richteren 12 terug te vinden: het bekende sjibbolet, dat de Efraïmieten uitspraken als sibbolet. Sinds de tijd van de Bijbel heeft de taal zich ontwikkeld.

In de loop van de tijd raakten bepaalde constructies in onbruik, er ontstonden vereenvoudigingen of nieuwe manieren van zeggen. Zo gaat dat in een taal. Een eigenaardigheid van het Bijbelse Hebreeuws is de afwezigheid van werkwoordstijden. Een werkwoordsvorm kan naar gelang de context tegenwoordige, verleden of toekomende tijd zijn. In latere stadia van de taal ging men dat onderscheid wel maken. Dat gebeurt al in de jongste Bijbelboeken, maar nog meer in de rabbijnse literatuur.

Semitische taal

Het Hebreeuws behoort tot de semitische talen. Andere semitische talen zijn bijvoorbeeld het Arabisch en het Aramees, en uit de Bijbelse tijd het Akkadisch. Die taal werd gesproken in Babylonië en Assyrië en is in talloze inscripties op kleitabletten teruggevonden. De semitische taalfamilie is overigens nog veel uitgebreider. Ik licht het Aramees er nog even uit, omdat die taal ook in de Bijbel voorkomt (een deel van het boek Daniël is geschreven in het zogeheten Rijks-Aramees, en ook in het Nieuwe Testament komen Aramese woorden voor). Bovendien werd het voor de Joden de belangrijkste tweede taal: de Talmoed is voor een belangrijk deel geschreven in (een latere vorm van) het Aramees en er zijn belangrijke Aramese vertalingen van de Hebreeuwse Bijbel (Targoem) uit de late oudheid bekend. Een andere variant van het Aramees wordt nog steeds gesproken door kleine christelijke gemeenschappen in Zuid-Turkije en Syrië, die behoren tot verschillende takken van de Syrisch-orthodoxe kerk.

De eerste Hebreeër die we in de (Bijbelse) geschiedenis tegenkomen is Abram. Hij wordt zo genoemd in Genesis 14:13: Avram ha-Ivrí. Hij was een nakomeling van Heber (Genesis 11:16; Hebreeuws: עבר – ‘Ever), die weer een nakomeling was van Sem. De stam עבר, ajin – bet – resj, heeft te maken met oversteken en voorbijtrekken. Abram was met zijn familie vanuit Mesopotamië de Eufraat overgestoken (Genesis 11:31) en daarna de Jordaan (Genesis 12:5). Hij was dus om zo te zeggen de 'man van de overkant', die 'voorbijtrok' (Genesis 12:9). Abram was een nomade, een rondtrekkende herdersvorst. In een Egyptische inscriptie worden de 'Chapiroe' genoemd, waarmee vrijwel zeker de Hebreeërs bedoeld worden, die daar als een nomadenvolk beschreven worden. Het is de oudste buiten-Bijbelse vermelding van de Hebreeërs.

Kenmerken

Een belangrijk kenmerk van de semitische talen is dat zij gebaseerd zijn op woordstammen (ook wel wortels genoemd) van drie medeklinkers. Met deze medeklinkerstammen kunnen door toevoeging van klinkers en/of voor- en achtervoegsels naamwoorden en werkwoorden gevormd worden. Dezelfde medeklinkerstammen zijn vaak in verschillende talen terug te vinden. Een voorbeeld is de wortel k-t-b (כ-ת-ב De letter bet (ב) wordt afhankelijk van de positie in het woord als b of als v uitgesproken), met als grondbetekenis “schrijven”. In het Hebreeuws krijg je dan woorden als bijvoorbeeld katavti (ik schreef), michtav (brief), kattava (verslag), in het Arabisch kataba (hij schreef) of kittab (boek).

Een andere eigenaardigheid van het Hebreeuws is dat het werkwoord (in verleden en toekomende tijd) voor iedere persoon een eigen vorm heeft. In veel gevallen kun je daardoor het onderwerp in de zin weglaten. Nog eens als voorbeeld het werkwoord 'schrijven' (k-t-v), in de modern-Hebreeuwse uitspraak:

Katavti - Ik schreef
Katavta - Jij (m) schreef
Katavt - Jij (v) schreef
(hoe) katav - (Hij) schreef
(hie) kateva - (Zij) schreef
Katavnoe - Wij schreven
Katavtèm / katavtèn - Jullie schreven (m/v)
(hem / hen) katevoe - (Zij m/v) schreven

Echtov - Ik zal schrijven
tichtov - Jij (m) zal schrijven
Tichtevi - Jij (v) zal schrijven
(hoe) jichtov - (Hij) zal schrijven
(hie) tichtov - (Zij) zal schrijven
Nichtov - Wij zullen schrijven
Tichtevoe - Jullie zullen schrijven
jichtevoe - Zij zullen schrijven

Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen mannelijke en vrouwelijke vormen. In het moderne gesproken Hebreeuws wordt in de derde persoon altijd wél een persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Voor de tegenwoordige tijd gebruikt het moderne Hebreeuws het tegenwoordig deelwoord.

Het Hebreeuwse schrift

Net als andere semitische talen wordt het Hebreeuws van rechts naar links geschreven. Het huidige alfabet gaat terug op het Aramese alfabet, dat waarschijnlijk halverwege de derde eeuw voor Christus in zwang is geraakt bij de Joden. Daarvoor werd een oud-Hebreeuws alfabet gebruikt, dat verwant is met het Fenicische alfabet (waar het Aramese alfabet weer op teruggaat). Het oud-Hebreeuwse alfabet bleef nog in gebruik voor de Bijbel en Hebreeuwse teksten, maar werd langzamerhand helemaal verdrongen door het Aramese alfabet. In sommige teksten die in Qumran gevonden zijn bijvoorbeeld, wordt de Godsnaam nog in oud-Hebreeuwse letters geschreven, terwijl de tekst verder in het Aramese alfabet is opgesteld. Het oud-Hebreeuwse alfabet is te vinden op inscripties uit de koningentijd, maar ook op munten uit de tijd van de Bar-Kochba-opstand (135-137 na Christus).

Het Aramese alfabet is een zogenaamd kwadraatschrift. Dat wil zeggen dat de letters een beetje vierkant van vorm zijn. Kenmerkend is dat het in principe alleen uit medeklinkers bestaat. Sommige letters hebben echter een dubbele functie en kunnen ook als klinkers ingezet worden. Je zou kunnen spreken van ‘halfmedeklinkers’. In de klassieke grammatica worden zij leesmoeders genoemd. Het zijn de letters aleph, he (h, maar aan het slot van een woord ook è of a), wav (w, maar ook o en oe) en jod (j, maar ook i en lange e). De letter alef א is een bijzonder geval. Hij staat voor de glottisslag, simpel gezegd het 'plofje' dat je in je keel voelt als je het woord na-apen of mee-eten uitspreekt.

Over keelletters gesproken: de semitische talen kennen een aantal specifieke keelklanken, zogeheten laryngalen, die in de Europese talen niet voorkomen. Het zijn naast de alef de chet ח (een diepe, schurende h-klank) en de ajin ע (net als de aleph, maar dan dieper in de keel). In de moderne Hebreeuwse uitspraak zijn die klanken bijna verdwenen en hoor je geen verschil meer tussen de alef en de ajin, of de chet en de chaf. Maar Joden die zijn opgegroeid in de Arabische wereld, bijvoorbeeld in Jemen of Irak, laten nog altijd dat verschil horen. En in sommige Joodse gemeenschappen in Europa werd de ajin als 'ng' uitgesproken.

Enkele medeklinkers hebben twee uitspraakvormen. De uitspraak is afhankelijk van de positie in het woord. De ב wordt als b of v uitgesproken; de כ als k of ch (als in school) en de פ als p of f. In het klassieke Hebreeuws (in het dialect van de Jemenitische Joden is dat voor een deel nog bewaard gebleven) gold dit ook nog voor drie andere letters: de ג, de ד (d en th als in Engels the) en de ת (t en th als in Engels bath). De dubbele uitspraak van de ת is ook in het Asjkenazische Hebreeuws (van de Joden in Oost-Europa) behouden. Een woord als bajit (בית – huis) wordt daarin uitgesproken als bajis – ons woord bajes.

In principe wordt het Hebreeuws dus zonder klinkers geschreven. Door de structuur van de taal en de vaste woordpatronen is meestal duidelijk wat de uitspraak moet zijn. Zelfs in het Nederlands is een medeklinkertekst vaak nog redelijk goed te lezen. Niettemin begon als gevolg van de toename van het Aramees als omgangstaal, de verwoesting van de tempel (70 na Christus) en de wereldwijde verspreiding van de Joden de kennis van de juiste uitspraak van de Bijbel af te nemen. Er werden verschillende systemen bedacht om die uitspraak vast te kunnen leggen. Het systeem van de Masoreten (letterlijk: de overleveraars), Joodse geleerden die in de vroege middeleeuwen in Galilea werkzaam waren, werd uiteindelijk algemeen geaccepteerd. Zij ontwikkelden een systeem van puntjes en andere tekens onder, boven of in de letters voor de uitspraak, en voegden ook muzikale tekens toe die de juiste manier van reciteren aangeven. De masoretische tekst is de basis voor de gedrukte uitgaven van de Hebreeuwse Bijbel en ook voor de gangbare Bijbelvertalingen. Maar officiële Thorarollen waaruit in de synagogedienst gelezen wordt, zijn nog altijd zonder vocalisatie (zoals de toevoeging van deze tekens ook genoemd wordt). En soms geeft het ook goede zin om aan de medeklinkertekst andere klinkers toe te voegen. Niet alleen de traditionele rabbijnse uitleg maakt daar dankbaar gebruik van, ook de moderne wetenschappelijke Bijbeluitleg.

Moderne Hebreeuwse teksten – literatuur, maar ook kranten e.d., worden in principe zonder klinkers geschreven, tenzij een woord onduidelijkheden kan opleveren. Dan worden klinkertekens toegevoegd. Kinderboeken en poëzie zijn vaak wel gevocaliseerd.

talmoedstudie-1024x576

De schrijver

Drs. Kees de Vreugd

Doneren
Abonneren
Agenda