Wat heeft de Immanuël van Jesaja 7 nu eigenlijk te maken met Jezus?
Door Ds. Henk Poot -
5 september 2024
In Jesaja staat dat “Hij boter en honing zal eten zodra hij het kwade weet te verwerpen” (vers 15). Dat kan toch niet op Jezus slaan?
Achtergrond
Ik denk dat dat waar is. Het kind waar de profeet Jesaja over spreekt is iemand anders. De achtergrond van Jesaja 7 is de oorlog van Israël en Syrië tegen Juda. Het machtige Assyrische rijk grijpt om zich heen en kleinere landen sluiten een bondgenootschap tegen deze nieuwe macht. Achaz weigert daar aan mee te doen, waarop Israël en zijn bondgenoot hem aanvallen.
De boodschap van Jesaja is dat het uiteindelijk goed zal komen, maar niet door Achaz. Een zoon van hem zal hierin een centrale rol spelen. Met de Joodse traditie denken we dan aan de vrome koning Hizkia. Juda zal door het oordeel heen gaan, maar een jonkvrouw zal een zoon baren en die zal een nieuwe toekomst inluiden.
Verwijzen naar de toekomst
Maar het bijzondere is dat het heil wat aan deze Immanuël wordt toegeschreven zo groot is, dat de profetie over Hizkia heen naar de toekomst wijst. Dat zien we meer in het Oude Testament: Sommige koningspsalmen beschrijven zo'n prachtige heilstijd dat we moeten zeggen dat deze alleen in de tijd van de Messias tot volle vervulling zullen komen (psalm 72 bijvoorbeeld).
Nieuwe vervulling
En zo zien we dat de profetie van Jesaja in haar kern een nieuwe vervulling krijgt in de komst en wederkomst van Christus. Sommige dingen uit de oorspronkelijke profetie schuiven naar de achtergrond: Bijvoorbeeld dat hij boter en honing zal eten voordat hij het kwade weet te verwerpen.
Andere elementen krijgen een prachtige verdieping: De huwbare jonkvrouw van Jesaja wordt de maagd Maria die de moeder van Jezus zal worden. En de vreugde van het volk dat bevrijd is van de agressie van Assyrië (hoofdstuk 9) wordt in het Nieuwe Testament de “blijdschap die het gehele volk zal ten deel vallen” (Lucas 2).