Vuur als oorlogswapen: een vlammende tragedie die we moeten doven
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
3 mei 2025
Wat een week hebben we vorige week meegemaakt. We worden constant herinnerd aan de enorme prijs die we hebben betaald om als vrij volk in ons oude thuisland te kunnen leven: “Israël wordt met pijn verworven”, zeiden onze Wijzen al millennia geleden.
De emoties reikten vorige week hemelhoog. Dinsdagavond, het begin van Jom Hazikaron, rouwden we om de dapperen, die ons ontvallen zijn en de slachtoffers van terreur. Woensdagavond vierden we het prachtige wonder van Israël. We offeren er nog steeds veel voor op. Dat grote branden deel zouden uitmaken van onze geschiedenis vorige week kwam totaal onverwacht. We hebben echter geen ander land - zelfs als het in brand staat.
Jeugdherinnering
Mijn eerste confrontatie met brand dateert uit mijn kindertijd. Op 16 februari 1963, toen ik negen jaar oud was, ging de telefoon om vijf uur ’s ochtends: “C&A op het Damrak staat in brand”. Mijn vader, expert en taxateur, moest zich onmiddellijk melden. Het was de grootste brand in Amsterdam sinds de oorlog. Ik herinner me de spanning, de geur van rook, de beelden van de verwoesting, de kracht van vuur: een element dat verwarmt of vernietigt.
Werktuig van haat
Vandaag zie ik met afgrijzen hoe vuur als wapen wordt ingezet, de aloude tactiek van de verschroeide aarde. Niet door de natuur of door een kortsluiting, maar door mensen. Hamas riep via Telegram op om boomgaarden, bossen en huizen in brand te steken. “Maak hun nacht tot een brandende dag,” zo luidde de oproep aan jongeren. Wat ooit een symbool van licht, energie en leven was, wordt nu ingezet als werktuig van haat. Dat is niet alleen misdadig – het is demonisch.
Vuur verbrandt de olijfboom en de wieg, de synagoge en het ziekenhuis. Als oorlog wordt gevoerd met vuur, is het doel niet alleen militaire overwinning, maar totale verwoesting van leven, landschap en herinnering. Vrijwel iedereen buiten de grote steden woont in een beboste omgeving. De oproep van Hamas is letterlijk aanzet tot genocide op de hele bevolking van Israël, ongeacht afkomst of religie. Bijna 50.000 hectare natuur ging in vlammen op. In de Bijbel wordt de boom met een mens vergeleken (Deut. 19:20). De Thora wordt in Spreuken 3:18 zelf ook “de boom des levens” genoemd “voor degenen, die aan haar vasthouden”. Bomen beschermen het leven.
Wie werkelijk vrede zoekt, steekt geen bossen in brand. Die plant bomen. Die bouwt huizen. Die beschermt het leven.
Bijbels tegenover goddeloos vuur
De Bijbel kent het vuur als kracht van inspiratie en openbaring. In Exodus spreekt G’d tot Mozes bij een brandende braamstruik, die niet verteerde. Het vuur is daar heilig, niet vernietigend. Het is een symbool voor de veerkracht en weerbaarheid van het Joodse volk. De braamstruik verbrandde niet. Vuur en donder waren ook aanwezig bij de berg Sinaï toen de Thora werd gegeven aan het Joodse volk, 3337 jaar geleden. Bij deze belangrijkste gebeurtenis in onze geschiedenis staat het vuur voor enthousiasme van G’ds licht voor de mensheid. In Numeri 11 en Ezechiël 20 verschijnt vuur als een allesverterende vlam tegen misbruik, perversie en onrecht. Het vuur waar nu mee gedreigd wordt is pure menselijke verdorvenheid. Het is het vuur van Jesaja 9:18 – “de goddeloosheid brandt als een vuur.”
Immense schade
Waarom is het zo ernstig? Omdat vuur als oorlogswapen oncontroleerbaar is. In tegenstelling tot een kogel kent een vlam geen doel. Het vreet zich een weg door huizen, dorpen, natuurreservaten, zonder onderscheid tussen militair en burger. Vuur kent geen grenzen.
Daarbij is de ecologische schade immens. Wat in tientallen jaren is opgebouwd, verdwijnt in uren. Het Joods Nationaal Fonds heeft meer dan een eeuw gewerkt aan bebossing in Israël en ontwikkeling van het land. Hamas wil dat werk met één lucifer ongedaan maken. Dat is geen strijd voor vrijheid. Dit is een aanval op het leven zelf. Het is een poging tot culturele en ecologische genocide.
Morele veroordeling
Het gebruik van vuur als wapen is bovendien een grove schending van het internationaal humanitair recht. Toch blijven extremistische groeperingen zich eraan bezondigen, vaak zonder veroordeling. Waar blijft de internationale gemeenschap? Waar blijft de morele verontwaardiging?
We mogen niet zwijgen. We moeten vuur als oorlogswapen wereldwijd veroordelen – niet alleen juridisch, maar moreel en spiritueel. We moeten duidelijk maken dat vuur geen held maakt van pyromanen. Vrijheid verbrand je niet – die bouw je. Met G’dsvertrouwen en gerechtigheid. Met respect en dialoog.
Laten we jongeren opvoeden tot vredestichters, niet tot pyromanen. Laten critici van Israël de wereldleiders aanspreken die dit soort oproepen tolereren of stimuleren. Vuur is niet alleen een fysiek gevaar, maar een ethisch signaal. Het toont ons hoe diep de mens kan zinken.
Oorlog voeren met vuur is primitieve wreedheid. Het is een terugval naar het meest barbaarse instinct: vernietig wat je niet beheerst.
Wie werkelijk vrede zoekt, steekt geen bossen in brand. Die plant bomen. Die bouwt huizen. Die beschermt het leven. Het is tijd om niet meer te spelen met vuur, maar het te doven – met moed, compassie, waarheid en hoop tegen alle verwachtingen in.