Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

Te werk gesteld

Door Marianne Glashouwer - 

13 mei 2025

Arbeit macht frei

Foto: Unsplash

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het verzet in Nederland veel omvangrijker geweest dan tot nu toe werd aangenomen. De bekende historicus Loe de Jong schrijft in zijn serie ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ dat er 45.000 illegale verzetsstrijders waren. Wel wijst hij op het belang van onderduiken en staken. En velen hebben in die tijd anderen geholpen.

De auteurs Mirjam Lange en Paul van Tongeren kiezen in hun boek ‘Een land in verzet’ - met als ondertitel ‘hoe een miljoen mensen opstonden tegen de nazi’s’ - voor een bredere definitie van verzet:

Verzet is alles wat mensen deden of lieten om de Duitse bezetter te ondermijnen en tegen te werken, bewust en doelgericht, individueel of in groepsverband.

In hun boek geven ze voorbeelden van individuele acties tegen de vijand:

-      Meedoen aan een staking

-      Illegale kranten rondbrengen of lezen

-      Onderduikers een plek geven

-      Zelf onderduiken of je kind laten onderduiken

-      Niet gehoorzamen aan oproepen, bevelen en maatregelen (bijvoorbeeld je fiets of je radio niet inleveren)

-      Vervalsen en diefstal van documenten

-      Uitingen van protest: spotliedjes zingen, leuzen op muren en straten kalken

Gewone mensen komen in verzet. Soms rollen ze er vanzelf in bijvoorbeeld omdat een vriend vraagt of ze voor een paar dagen iemand in huis willen nemen. Soms omdat ze het ‘gewoon niet pikken’ om onder het Duitse juk te leven. De rol van vrouwen in het verzet is in de naoorlogse geschiedschrijving onderbelicht gebleven. In ‘Een land in verzet’ wordt uitgebreid over deze dappere vrouwen geschreven.

Mij trof dat de schrijvers uitvoerig ingaan op zelf in de onderduik gaan of iemand onderduik geven. Hoe gevaarlijk en risicovol dat was en wel degelijk gerekend kan worden tot verzet tegen de vijand. Ik moest daarbij denken aan het verhaal van mijn vader toen hij opgeroepen werd om in Duitsland te werk gesteld te worden. Zijn verhaal geef ik graag aan u door:

Het is begin 1943. De gevreesde boodschap is gekomen: Jan moet naar Duitsland. Hij wordt daar te werk gesteld om in de oorlogsindustrie te helpen. Verplicht. Omdat hij bakkersknecht is, wordt hij naar een bakkerij gestuurd, ver weg in het oosten van Duitsland. De zoon van de Duitse bakker vecht aan het oostfront. De bakker kan nu wel een flinke knecht gebruiken. Een dwangarbeider wel te verstaan.

Jan vindt het vreselijk. Hij laat zijn verloofde en zijn oude moeder achter en stapt op de trein. Na een lange reis komt hij aan in een klein stadje. Daar vindt hij al snel de bakkerswinkel en stapt naar binnen. De bakker en zijn vrouw zijn fatsoenlijke mensen. Ze behandelen Jan goed.

Hij doet zijn werk zoals hij gewend is. Ondertussen kijkt hij naar de mensen om hem heen. Het zijn net zombies, denkt hij. De Duitsers gaan vreugdeloos door het leven, angstig. Ze willen niet weten wat er om hen heen gebeurt. Niets zeggen, stil doorgaan en proberen te overleven. Geen kritiek leveren. Anders kost het me misschien mijn baan. Of nog erger: mijn leven.

Jan verlangt naar huis. Daarom bedenkt hij een plan. Hij vraagt aan de bakker toestemming om even naar huis, naar Nederland, te mogen gaan. Hij pakt zijn schamele bezittingen in zijn oude koffer. "Maar Jan", zegt de bakkersvrouw, "je gaat toch maar even weg. Dan hoef je toch niet al je spullen mee te nemen? Je kunt de helft wel hier laten, want je komt toch weer terug". Jan zegt: "Mijn moeder wil mijn kleren nakijken en eventueel repareren".

Na een lange reis komt Jan in zijn woonplaats aan. De vreugde is groot. Maar het gevaar ook. Hij wil beslist niet meer terug naar Duitsland. Daarom besluit hij om onder te duiken. Er is een landgoed in de buurt, waar zijn vader tuinbaas was en hij is geboren. Daar zijn nu de Duitsers ingekwartierd. Maar Jan kent het landgoed op zijn duimpje. Hij weet dat er een oude schaapskooi in het bos staat. Daar kan hij zich verbergen.

Op een dag is het heel spannend. Hij loopt, met enkele andere onderduikers, in het bos. Een Duitser ontdekt hen. Dankzij een alerte bediende van het landgoed, weten ze te ontkomen. "Dat zijn patiënten", zei hij, "ze hebben TBC". De Duitser is doodsbang om zelf ziek te worden. Hij laat hen lopen. Uit angst zwerft Jan daarna dagen door het bos, om uiteindelijk weer bij de schaapskooi te komen.

Tot aan het eind van de oorlog blijft Jan ondergedoken. Vlak onder het oog van de Duitsers. Zij in het grote landgoed. Hij in de oude schaapskooi. Ook dicht bij zijn verloofde en moeder. Hij kan contact met hen onderhouden.

Mijn vader kwam thuis en werd liefdevol opgevangen door zijn familie. Joden kwamen terug uit de ergste hel die men zich kan voorstellen. Ze werden niet liefdevol opgevangen. Integendeel: kilte en bureaucratische onverschilligheid waren hun deel. Wat een harteloze en beschamende vertoning!

Des te meer reden nu voor ons om ons hart te tonen en naast hen te gaan staan en met hen mee te lijden. Zoals de oude grootmoeder van Dietrich Bonhoeffer deed. Israël keert terug naar het Beloofde land. In 2025 wordt het 77-jarig bestaan van de Joodse staat Israël gevierd.

En de profeet Jesaja 62:8-9 zegt: “De HERE heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke arm: Nooit zal Ik uw koren meer aan uw vijanden tot spijze geven en nooit zullen vreemdelingen meer de most drinken, waarvoor gij gezwoegd hebt; maar zij die het oogsten, zullen het eten en de HERE loven, en zij die hem inzamelen, zullen hem drinken in de voorhoven van mijn heiligdom."

Nooit meer is inderdaad: nooit meer!

Marianne Glashouwer

De auteur

Marianne Glashouwer

Marianne Glashouwer is spreekster van Christenen voor Israël. Ze is bekend van de Evangelische Omroep en schreef diverse boeken.

Doneren
Abonneren
Agenda