Sluiten

Zoeken.

Holocaustoverlevende Erica Cohen vertelt

3 mei 2024

2021 CVI website (24)

Yad Vashem Holocaust Memorial-museum in Jeruzalem. | Foto: Yonatan Sindel, Flash90

Ik geloof dat ik van alle mensen hier in Tel Aviv het langste bij Amcha ben. Al vanaf 1990 of zo. Ik had daarvoor al gesprekken met een therapeut gehad, maar die zei dat het beter was dat ik naar Amcha zou gaan omdat ze daar gespecialiseerd zijn in hulpverlening aan mensen die de Shoa hebben overleefd. Ik heb gemerkt dat dat klopt. Vanwege mijn slechte gehoor is het voor mij moeilijk om mee te doen met groepen, maar toch ben ik zeker vier keer per week bij Amcha. Ik schilder vooral heel veel.

Ik ben in 1932 in Duitsland geboren. Mijn ouders zijn in 1933 naar Frankrijk gegaan. Vanwege Hitler ja. Mijn moeder was een Litouwse, mijn vader was een Rus. Hij was schoenmaker. Ik heb een oudere en een jongere broer. Het was thuis een mengelmoes van talen. Mijn ouders spraken Russisch of Jiddisj met elkaar, de kinderen spraken Frans onderling.

Ik ben een paar zomers op vakantie naar Zwitserland gestuurd. Daar logeerde ik bij een protestants gezin.

Ik herinner me dat mijn vader in het begin van de oorlog op een nacht van zijn bed is gelicht. Hij is naar een kamp gebracht waar alle buitenlandse Joden verzameld werden. Van daaruit is hij naar een concentratiekamp gestuurd, hij is nooit teruggekeerd.

Mijn moeder heeft ons naar een Joods kindertehuis gestuurd, eerst in Parijs en later op een mooie plek in het midden van Frankrijk. Ze kwam ons in 1942 ophalen toen de situatie ook daar te gevaarlijk werd, waarna we met z'n vieren zijn gaan zwerven. Van plek naar plek.

Op een dag zei mijn moeder dat een vrachtauto ons drieën en een groot aantal andere Joodse kinderen naar Zwitserland zou brengen. Zelf mocht ze niet mee. We hebben daar afscheid van haar genomen. Later heb ik gehoord dat ze één maand voor het einde van de oorlog in een concentratiekamp om het leven is gekomen.

In de buurt van de grens is de auto door een Franse agent tegengehouden en alle kinderen werden in een schoollokaal gevangengezet. De volgende dag zijn we door nazisoldaten ondervraagd. Daar is voor onze ogen een kleine Joodse jongen door soldaten doodgeslagen. Je kunt je wel voorstellen hoe bang we waren.

Die nacht zijn mijn broers en ik met nog vier kinderen door het raampje van de wc ontsnapt. We hebben in velden geleefd, in bossen, we hebben veevoer gegeten en fruit dat nog niet rijp was. Ik heb een oorontsteking opgelopen die mij mijn gehoor heeft gekost. Met het ene oor hoor ik helemaal niets meer, met het andere vijftien procent.

Bij de Zwitserse grens zijn we met veel pijn en moeite door het prikkeldraad gekropen. Mijn broers en ik en nog een paar kinderen hadden het paradijs bereikt. We konden naar het gezin dat ik van mijn vakanties kende. Ze hebben ons liefdevol in huis opgenomen. De eerste twee jaar kon ik niet lopen. De kinderen van de dorpsschool kwamen me met een kruiwagen ophalen. We zijn daar tot 1947 gebleven en toen gingen we terug naar Frankrijk. Ik kreeg de Franse nationaliteit en had een contract als danseres bij een goed gezelschap, toen ik in 1953 op vakantie naar Israël ging. Ik werd meteen verliefd op het land en ben er nooit meer weggegaan. Mijn broers zijn intussen ook hier. Ik ben in 1954 getrouwd, heb vier kinderen en zeven kleinkinderen.

Uit: De kinderen die nog leven; Bert Nienhuis & Arjeh Kalmann

Christenen voor Israël ondersteunt het werk van Amcha. U kunt ons daarbij helpen door een gift over te maken via de donatiepagina: Hulp aan Holocaustoverlevenden

Doneren
Abonneren
Agenda