Sluiten

Zoeken.

De Thora en de situatie in Israël

Door Yochanan Visser - 

22 augustus 2022

2022 Website CVI (6)

In het Thoragedeelte van deze week, Parashat Ekev (Deuteronomium 15), draagt Mozes het volk van Israël op om alle geboden van de Thora te houden en om niet te vergeten dat het G’d was Die hen naar Zijn uitverkoren land bracht. We spreken meestal over het uitverkoren volk, maar het land Israël was al eerder uitverkoren door G’d. Dat komt ook tot uiting in dit gedeelte van de Thora, waarin Mozes zijn afscheidsrede houdt voor het volk.

Hoor, Israël

In de parasja (het Thoragedeelte) lezen we ook het tweede en derde gedeelte van het Shema Yisrael, het gebed dat Joden twee keer per dag uitspreken. Deze twee gedeeltes gaan over de relatie tussen het uitverkoren volk en het uitverkoren land Eretz Yisrael. Ze gaan ook over de tsi’tsit. Dit zijn de franjeachtige draden die aan de ‘hoeken’ van de kleding van Joden moesten worden aangebracht. Deze draden herinnerden hen aan alle geboden die G’d via Mozes opdroeg en aan de wijze waarop G’d het volk van Israël verloste uit de slavernij van Egypte. G’d verloste het volk niet uit de slavernij om een vrij volk te zijn dat na de uittocht op de stranden van de Rode Zee in de zon kon gaan uitrusten en kon gaan zwemmen in de zee. Nee, Hij voerde het volk uit Egypte om de enige G’d voor hen te zijn en Hem te dienen. “Ik ben de Eeuwige, jullie G’d”, staat er.

Het eerste gedeelte van het Shema Yisrael gaat daarom over het gebod om G’d lief te hebben met “heel je hart en heel je ziel en met alles waartoe je bij machte bent”. De Thora draagt het volk van Israël op om deze woorden telkens te herhalen voor hun kinderen en om ze op de handen te binden en als een herinneringsband tussen de ogen te dragen. Dit is een duidelijke verwijzing naar de tefilin, de gebedsriemen en huisjes die gelovige Joden iedere dag op hun arm en hoofd dragen tijdens het ochtendgebed. De tefilin verbinden zo als het ware het hoofd met de handen. Dit ritueel betekent dat we via onze handelingen en ons denkvermogen ons herinneren dat we G’ds creaties zijn en ons bestaan op aarde aan Hem te danken hebben.

Daarna draagt de Thora ons op om het gebod (mitswa) om van G’d te houden ook te “schrijven” op de deurposten van onze huizen. Met andere woorden: door het bevestigen van een zogenaamde mezoeza op de deurposten van de kamers van onze huizen. Zowel de tefilin als de mezoeza bevatten het woord Sjadai, één van de Hebreeuwse aanduidingen voor G’d in Zijn rol van de Almachtige Die de hele wereld regeert als een strenge rechter. De letters sjien, dalet en yoed (Sjadai) worden bij de tefilin gevormd op de hand (sjien) het achterhoofd (dalet) en op de bovenarm (yoed).

Afhankelijkheid

Deze symbolen herinneren ons voortdurend aan de aanwezigheid van G’d en dat wij van Hem afhankelijk zijn, ondanks ons vermogen om deel te nemen in de schepping van de Eeuwige. In het eerste boek Genesis staat immers dat wij geschapen zijn “B’Tselem Elokiem”, in het evenbeeld van HaShem (G’d). Wat betekent dit? De mens is in staat creatief te zijn en in staat om deel te nemen in het voortdurende proces van de creatie van onze wereld die duizenden jaren geleden begon.

Het is daarom niet verwonderlijk dat Mozes in de parasja het ook heeft over het manna. Dit is het voedsel dat G’d dagelijks uit de hemel liet ‘vallen’ tijdens de veertigjarige voettocht door de woestijn. Nu het volk op het punt staat om het uitverkoren land binnen te trekken, zal de dagelijkse verstrekking van het manna stoppen. Vanaf dat moment zal het volk de aarde van Eretz Yisrael moeten bewerken om zo het koren te verkrijgen dat uiteindelijk wordt verwerkt tot meel en daarna tot het brood dat wij eten; een duidelijk creatief proces.

“Ik zal gras op je velden geven zodat je kunt eten en je kunt verzadigen”, staat er in het tweede gedeelte van Shema Yisrael. De wijzen van de Talmoed maakten uit deze zin op dat we na de verzadiging G’d moeten bedanken via Birkat HaMazon, het gebed na de maaltijd. Dit gebed bevat dankzeggingen over het land Israël, de provisie van voedsel (Mazon) en de (her)bouw van Jeruzalem.

Het tweede gedeelte van Shema Yisrael dat in deze parasja staat, gaat dus over de relatie tussen het volk van Israël, het land Israël en G’d. Het is in dit verband interessant waarom de invloedrijke Thorageleerde rabbijn Maimonides (Rambam in het Hebreeuws) het gebod ‘Yishuv Eretz Yisrael’ uit de 613 geboden liet die hij in zijn invloedrijke boek Misneh Thora opsomde. Yishoev Eretz Yisrael is het gebod voor Joden om te wonen of om zich te vestigen in het door G’d uitverkoren land.

Rabbi Jitzschak DeLeon gaf hier indertijd een interessante verklaring over af. Hij schreef in zijn uitleg over Maimonides’ boek Sefer HaMitzvot dat de 613 geboden weliswaar alleen in het land Israël kunnen worden gehouden. Maar wanneer er sprake is van ‘galoet’ (verbanning), dan is het naleven van al deze geboden niet verplicht. Dat brengt ons bij de vraag of er nog altijd sprake is van een situatie van galoet, nu de staat Israël is gesticht en miljoenen Joden in het land Israël leven.

Het antwoord daarop werd ogenschijnlijk gegeven door Rabbijn Yechiel Weitzman in zijn boek De Ismaëlitische Verbanning. Weitzman legde uit dat er aan het einde der tijden een toestand van een vijfde verbanning zal ontstaan na de terugkeer van het volk van Israël naar het land van Israël. Deze ‘galoet’ zal de moeilijkste zijn, schreef de rabbijn. Waarom? Omdat er in tegenstelling tot de eerdere verbanningen geen oplossing is voor de toestand en dat dit alle aspecten van het leven van de Joden zal beïnvloeden.

Galoet?

Wie nu kijkt naar de lang bestaande toestand in Israel, die feitelijk begon met de eerste aliyot (immigratiestroom van Joden naar Israël) aan het begin van de vorige eeuw, zal tot de conclusie kunnen komen dat er in Israël inderdaad sprake is van een vijfde galoet. Meer dan honderd jaar is er al sprake van een onontkoombaar en dodelijk conflict waarvoor geen oplossing bestaat. Het Israëlische volkslied HaTikva bevat de zin “lehiyot am chofsji B’Artzenoe”. Dit betekent: het verlangen om een vrij volk te zijn in ons land (Israël). In de realiteit wordt het volk van Israël echter in gijzeling gehouden in haar eigen door G’d gegeven land. Denkt u bijvoorbeeld aan de vele gebieden in Judea en Samaria, maar ook in vele wijken van Jeruzalem waar Joden niet naartoe kunnen gaan zonder levensgevaar.

Deze situatie wordt in feite ook beschreven in de Thora, waar geschreven staat dat G’d het volk van Israël zou kunnen straffen met een ‘Lo Am’, een niet-bestaand volk, aan het einde der tijden. De ‘Palestijnen’ zijn in feite een niet-bestaand volk, maar een verzameling Arabische stammen die uit bijna alle delen van het Midden-Oosten naar Israël kwamen. Ze kwamen voornamelijk na de eerste Joodse ‘aliyot’ in het begin van de vorige eeuw. Dit is bewezen door, bijvoorbeeld, Joanne Peters in haar bekende boek ‘From time to immemorial’, maar ook door dr. Mordechai Kedar, die bewees dat de Palestijnse Arabieren specifieke Arabische dialecten spreken die men elders in het Midden-Oosten hoort. De Britten waren de eersten die het woord Palestijns gebruikten voor inwoners van het land Israël ten tijde van het Britse Mandaat voor Palestina. De ‘Palestijnen’ van de Britten waren echter Joden en Arabieren. Ook Joden kregen bijvoorbeeld een Palestijns paspoort.

Parashat Ekev geeft, na een fiks aantal waarschuwingen, ook de verzekering dat G’d ervoor zal zorgen dat er niemand zal zijn die tegen het volk van Israël zal kunnen standhouden. Ook dit bleek de afgelopen 74 jaar een profetie die uitkwam.

visser-2

De auteur

Yochanan Visser

Yochanan Visser maakte vanuit Nederland alija naar Israël waar hij Missing Peace oprichtte, een onderzoeksjournalistiekbureau om de werkelijkheid achter de eenzijdige berichtgeving over Israël bloot te leggen. Zijn grondige research...

Doneren
Abonneren
Agenda