“Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.” Jesaja 41:10
Dit is een van de bekendste verzen uit het boek Jesaja. Het is een goede gewoonte voor christenen om Bijbelverzen uit het hoofd te leren. (Wij merken dat deze gewoonte tegenwoordig ook steeds meer door jongeren wordt opgepakt!) Dit vers wordt vaak gememoriseerd, uit het hoofd geleerd, omdat het zo’n bemoedigende tekst is. Mogen wij als christenen deze tekst op onszelf toepassen? Ik denk het wel, op basis van wat Paulus schreef in 2 Korintiërs 1:20, dat in Christus al Gods beloften ‘ja’ en ‘amen’ zijn.
Maar een van de belangrijkste principes voor het interpreteren van Bijbelteksten is dat wij een tekst lezen in de context. Wat staat er voor en wat staat er na het vers geschreven? Twee verzen voor vers 10 staat: “Maar u, Israël, Mijn dienaar, u, Jakob, die Ik heb verkozen.” In vers 14 staat: “Wees niet bevreesd, wormpje Jakob, volkje Israël.” De context maakt heel duidelijk dat de Heere deze bemoediging uitspreekt over Zijn volk Israël.
Het is belangrijk dat wij als christenen oog krijgen voor wat er in de Bijbel staat over Israël en welke woorden God aan Israël heeft gegeven. We moeten afleren om alleen maar onszelf in de Bijbel te lezen. De Bijbel is ook wel voor ons Gods Woord, maar de Bijbel gaat bijna uitsluitend over Israël en niet over christenen. Welke bemoedigingen voor Israël vinden we in Jesaja 41:8-16? Te midden van alle vijandschap richting Israël en het Joodse volk is het een verademing om te lezen wat God tegen Israël zegt.
1. Ik heb u verkozen
"Maar u, (…) Jakob, die Ik heb verkozen” (vers 8). “U bent Mijn dienaar, Ik heb u verkozen, Ik heb u niet verworpen” (vers 9). Gods verkiezing van Israël is blijvend. Hoezeer Israël ook heeft gezondigd of de Heere ontrouw is geweest, Hij blijft trouw aan Israël. Hij heeft Israël niet verworpen.
In het christendom werd al vroeg de gedachte populair dat God Israël heeft verworpen, omdat de meeste Joden niet tot geloof in Jezus zijn gekomen. Maar Paulus bestrijdt die gedachte: “Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” (Romeinen 11:1)
Bovendien schrijft Paulus, decennia na de dood en opstanding van de Here Jezus: “Zij zijn wat de verkiezing betreft…” (Romeinen 11:28). Hier schrijft hij in de tegenwoordige tijd over Israëls verkiezing. Als God Zijn volk Israël niet heeft verstoten, dan mogen wij dat ook niet doen.
2. Ik heb u vastgegrepen
“U, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde, geroepen uit haar uithoeken” (vers 9). “Want Ik ben de Heere, uw God, Die uw rechterhand vastgrijpt” (vers 13). De Heere heeft Israël bij de hand genomen, zijn rechterhand vastgegrepen, om het uit alle uithoeken van de aarde weer terug te brengen naar het aan hen beloofde land.
Hij leidt Zijn volk zoals een herder zijn kudde leidt. Als God de hand van Israël heeft vastgegrepen, dan is Israël veilig. Het is een beeld van bescherming. Daarom staat er ook aan het einde van vers 13 dat God tegen Israël zegt: “Weest niet bevreesd, Ik help u.”
Als God Zijn volk Israël niet heeft verstoten, dan mogen wij dat ook niet doen.
3. Ik werk gerechtigheid
“Ook ondersteun Ik u met mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt” (vers 10b). Letterlijk staat er in het Hebreeuws ‘de rechterhand van Mijn gerechtigheid’. Er is zoveel onrecht in deze wereld dat nooit berecht wordt. Zo veel misdadigers komen nooit voor een rechter te staan.
In Psalm 2 staat zelfs dat de rechters van de aarde zich keren tegen de Heere en Zijn gezalfde, waaronder we ook het volk Israël mogen verstaan. Sommige rechters spreken dus helemaal geen recht, maar werken mee aan het onrecht. Maar de Heere zal wel zorgen voor gerechtigheid. Hij is de Rechter van de gehele aarde die recht zal doen.
De hierop volgende verzen (10-11) zijn voor het huidige Israël dan ook zeer bemoedigend: “Zie, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen die in woede tegen u ontstoken zijn. Zij zullen worden als niets, zij zullen omkomen, de mannen die u aanklagen. U zult hen zoeken, maar u zult hen niet kunnen vinden, de mannen die zich tegen u keren. Zij zullen worden als niets, als volstrekt niets, de mannen die strijd tegen u voeren.”
In de kantlijn van mijn Bijbel heb ik hierbij genoteerd: ‘Hamas!’ De goddelozen verdwijnen als het kaf. De Heere zegt nog steeds tegen Israël: “Wie u vervloekt, zal Ik vervloeken”. We danken God dat Hij de Almachtige is, de Bewaarder van Israël, die recht zal spreken en gerechtigheid zal werken.
Nog een laatste bemoediging, om alles wat hiervoor geschreven staat. In vers 16b zegt God tegen Israël: “Maar u zult zich verheugen in de Heere, in de Heilige van Israël zult u zich beroemen”.
Deze overdenking verscheen eerder in onze maandkrant Israël Aktueel. Klik hier om gratis abonnee te worden!