Toespraak voor de installatie van
Roger van Oordt als honorair consul van Israël

door opperrabbijn Binyomin Jacobs

Elisabeth, mazzeltov met deze eervolle hoge benoeming. Ik weet niet wat ik je precies moet wensen. Laat ik zeggen: sterkte met de passie van je zorgzame en gedreven man! Toen Roger zich terugtrok als directeur van Christenen voor Israel was ik bezorgd dat hij minder zou gaan werken, meer met mij zou gaan wandelen en wellicht zich zou gaan vervelen en dat zijn hoofdactiviteit daardoor zou bestaan uit het kneden van het deeg voor de pannenkoeken die jij, Elisabeth, iedere woensdag aan de kinderen uit de buurt voorschotelt.

Toen ik als een van de zeer weinigen maanden geleden op de hoogte werd gesteld van de in aantocht zijnde benoeming was ik blij, niet verrast, maar toch ook een beetje teleurgesteld. Het enige deel van Nederland dat nog niet beschikte over een Honorair Consul was Oost-Nederland, waaronder Gelderland. Rabbijnen zoeken altijd naar diepere betekenissen, nemen geen genoegen met alleen de eenvoudige betekenis en dus dacht ik dat Gelderland geen Honorair Consul nodig had, want het Israel Centrum overstijgt spiritueel alle honoraire consuls tezamen. Helaas is met jouw benoeming, Roger, deze diepere en bijna kabbalistische mystieke betekenis verdwenen.

Het is nu Rosj Chodesj, de eerste van de nieuwe maand, de maand Kislev, de maand van Chanoeka. Ik denk terug aan de tijd dat we elkaar nog niet zo heel goed kenden en jij dus ieder woord dat ik uitte serieus nam. Helaas is dat nu niet meer het geval.

De koosjere hapjes die hier worden geserveerd zijn afkomstig van Restaurant Hoffy’s in Antwerpen. Toen jij en de medewerkers van Christenen voor Israel een personeelsuitje hadden en dat vierden bij Hoffy’s, heb ik een stout grapje uitgehaald. Ik heb namelijk naar Hoffy’s gebeld, toen jullie daar zaten (en ik niet was uitgenodigd), en verzocht aan een van de personeelsleden van Hoffy’s om jullie allen namens mij een smakelijk eten te wensen en te verzoeken om voor Chanoeka, dat een paar weken later zou worden gevierd, een grote Menora te laten bouwen en die te plaatsen en aan te steken ter gelegenheid van Chanoeka voor de entree van het toenmalige Israel Centrum. Maar die Christenen voor Israel van toen, kenden mijn humor nog niet en dus stond er inderdaad enige weken later de hoogste Menora ter wereld voor het gebouw in Nijkerk en werden de ambassadeur van Israel en ondergetekende middels een hoogwerker naar boven gehesen. Zoals u ziet: ik heb het overleefd! De les (voor mij): maak geen grappen met die Christenen want ze tuimelen er bijna altijd in.

Na zes jaar is die Menora, het gevaarte, overgebracht naar Sderot in het zuiden van Israel. Tot op heden was het mij onduidelijk waarom die Menora naar Israel moest. Daar hebben ze toch meer dan voldoende Menora’s!

Maar vandaag werd mij dat duidelijk. De vorige ambassadeur heeft Holland ingeruild voor India en de volgende ambassadeur in nog niet gearriveerd: met wie had ik dan nu de levensgevaarlijke onderneming van het aansteken van de Menora moeten verrichten als de menora nog in Nederland zou staan: u raadt het al, met de Honorair Consul!

De Joodse maand die nu zijn aanvang neemt, de maand Kislev, is de maand van de Menora. De maand waarin centraal staat de gedachte dat met een klein zuiver vlammetje een gigantische hoeveelheid duisternis kan worden verdreven. Jij bent als een Menora en ik ben dankbaar dat wij samen jarenlang in staat zijn om de anti-Israel-duisternis te verdrijven.

Beste Roger, ik weet dat Israël in jou een consul heeft gevonden die met een enorm warm gevoel van betrokkenheid en tegelijkertijd met nuchtere zakelijkheid de belangen van Israël zal verdedigen en behartigen.

Ik feliciteer jou niet met deze eervolle benoeming, maar ik wens Israël en de Joodse Gemeenschap van harte mazzeltov. Het is een geschenk van de Eeuwige dat jij voor ons een consul mag zijn. Moge G’d je de kracht geven om samen met je lieve echtgenote Elisabeth, die als steun en toeverlaat achter, voor en naast je staat, tot in lengte van jaren in goede gezondheid en vreugde van jullie kinderen en kleinkinderen, de belangen van Israël te behartigen. En moge spoedig de ultieme verlossing plaatsvinden, de komst van de Mosjiach. Dan zal ieder de waarheid van de Eeuwige met eigen ogen zien, voor gezichtsbedrog zal dan geen plaats meer zijn en jij zult dan niemand meer hoeven te overtuigen van de betekenis van Israël als het Heilige land. Maar tot die tijd: moge G’ds zegen op jouw werk als Consul van Israël steeds rusten.