Zomeroverdenking 18 juli • Bethel: God dichtbij

Lezen: Genesis 28:10-22

Genesis 28:10-22

10 Jakob vertrok uit Berseba en ging naar Haran.

11 En hij bereikte een plaats waar hij overnachtte, want de zon was ondergegaan. Hij nam een van de stenen van die plaats, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen.

12 Toen droomde hij. En zie, op de aarde was een ladder opgesteld, waarvan de top tot aan de hemel reikte. En zie, de engelen van God klommen daarlangs omhoog en omlaag.

13 En zie, de HEERE stond boven aan die ladder en zei: "Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak. Dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven.

14 Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde. U zult zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In u en in uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.

15 En zie, Ik ben met u, Ik zal u beschermen, overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen naar dit land. Want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb."

16 Toen werd Jakob wakker uit zijn slaap en zei: "De HEERE is werkelijk op deze plaats, en ik heb het niet geweten."

17 Daarom was hij bevreesd en zei: "Hoe ontzagwekkend is deze plaats! Dit is niets anders dan het huis van God en dit is de poort van de hemel!"

18 De volgende morgen vroeg stond Jakob op, hij nam de steen die hij onder zijn hoofd gelegd had, zette die overeind als een gedenkteken en goot er olie op.

19 Hij gaf die plaats de naam Bethel (hoewel de naam van de stad eerst Luz was).

20 Jakob legde een gelofte af en zei: "Als God met mij zal zijn, mij op deze weg die ik ga zal beschermen, mij brood zal geven om te eten en kleding om aan te trekken,

21 en ik in vrede terugkom bij het huis van mijn vader, dan zal de HEERE mij tot een God zijn.

22 Deze steen, die ik als gedenkteken overeind heb gezet, zal een huis van God worden. En van alles wat U mij geeft, zal ik U zeker het tiende deel geven."

Overdenking

Jakob is op de vlucht voor zijn broer Ezau. Hij had zijn vader Izak bedrogen om de zegen te krijgen die voor Ezau bedoeld was. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Hij is zijn leven niet zeker en vlucht naar Haran.

Ergens onderweg, bij een plaatsje dat Luz heet, overnacht hij. Hij slaapt buiten en gebruikt een steen als kussen. Zie je het al voor je? Moederziel alleen, onder de sterrenhemel, op de vlucht. De toekomst is onzeker: wat staat hem nog te wachten?

Dan krijgt Jakob een onverwachte ontmoeting met de Allerhoogste. In een droom ziet hij een ladder die hemel en aarde met elkaar verbindt. Engelen gaan op en neer. Dan spreekt God Zelf tot Jakob.

God herhaalt de beloften die Hij aan Abraham heeft gedaan. Hij is de God van Abraham en Izak, Hij zal het land waarop Jakob slaapt aan hem en zijn nageslacht geven. Zijn nageslacht zal talrijk zijn en door zijn nakomelingen zal de hele wereld gezegend worden.

Tot slot zegt God: ‘Ik ben met u, Ik zal u beschermen overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen in dít land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb!’ (vers 15).

Jakob noemt deze plaats Bethel, wat ‘huis van God’ betekent. Zijn stenen kussen wordt een gedenkteken voor deze bijzondere ontmoeting.

Jakob krijgt later een nieuwe naam: Israël. Zijn nakomelingen, het Joodse volk, zijn talrijk geworden. We zien in onze tijd hoe Gods volk terugkeert naar Israël, het land van de voorvaderen, het land van de beloften.

God beschermt Zijn volk. Hij verlaat hen niet. Hij gaat met hen mee, overal waar ze heen gaan. Toen en nu.

Dank God voor zijn trouw aan Israël. Hij doet wat Hij belooft, halleluja!

Meer overdenkingen lezen?

In de zomertijd delen we iedere werkdag een zomeroverdenking met u. Lees alle overdenkingen hier.

Elke dag een melding krijgen via WhatsApp? Klik hier om je te abonneren! (Klik op "kanaal bekijken" en vervolgens rechtsboven op "volg" om u aan te melden. Druk op het belletje om dagelijks een melding te krijgen.)