Zomeroverdenking 12 augustus • God gaat door
Door Ds. Gerard Krol -
12 augustus 2025
Lezen: Ruth 1:5-22
Ruth 1:5-22
5 En die twee, Machlon en Chiljon, stierven ook. Zo bleef de vrouw achter, zonder haar twee zonen en zonder haar man.
6 Toen maakte zij zich met haar schoondochters gereed en keerde terug uit de vlakten van Moab, want zij had in het land Moab gehoord dat de HEERE naar Zijn volk omgezien had door hun brood te geven.
7 Daarom trok zij weg uit de plaats waar zij geweest was, en haar twee schoondochters gingen met haar mee. Toen zij op weg gegaan waren om terug te keren naar het land Juda,
8 zei Naomi tegen haar twee schoondochters: Ga heen, keer terug, ieder naar het huis van haar moeder. Moge de HEERE jullie goedertierenheid bewijzen, zoals jullie die bewezen hebben aan hen die gestorven zijn, en aan mij.
9 Moge de HEERE jullie geven dat jullie rust vinden, ieder in het huis van haar man. Toen zij hen kuste, begonnen zij luid te huilen.
10 En zij zeiden tegen haar: Voorzeker, wij keren met u terug naar uw volk.
11 Maar Naomi zei: Keer terug, mijn dochters! Waarom zouden jullie met mij meegaan? Heb ik nog zonen in mijn lichaam, die jullie tot mannen zouden kunnen worden?
12 Keer terug, mijn dochters! Ga heen, want ik ben te oud om een man te hebben. Al zou ik zeggen: Ik heb hoop, en al zou ik zelfs in deze nacht een man hebben, ja zelfs zonen baren,
13 zouden jullie dan wachten tot zij groot geworden waren? Zou dat jullie er dan van weerhouden om een man te hebben? Nee, mijn dochters, want het is voor mij veel bitterder dan voor jullie: de hand van de HEERE is tegen mij uitgestrekt.
14 Toen begonnen zij opnieuw luid te huilen. En Orpa kuste haar schoonmoeder, maar Ruth klampte zich aan haar vast.
15 Daarom zei zij: Zie, je schoonzuster is teruggekeerd naar haar volk en naar haar goden. Keer ook terug, je schoonzuster achterna.
16 Maar Ruth zei: Dring er bij mij niet langer op aan u te verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.
17 Waar u sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. De HEERE mag zó en nog veel erger doen: voorzeker, alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en u.
18 Toen zij zag dat zij zich vast voorgenomen had met haar mee te gaan, hield zij op tot haar te spreken.
19 Zo gingen zij samen verder, tot zij in Bethlehem kwamen. En het gebeurde, toen zij Bethlehem binnenkwamen, dat de hele stad over hen in rep en roer raakte, en de vrouwen zeiden: Is dit Naomi?
20 Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan.
21 Ík ging vol weg, maar de HEERE heeft mij leeg laten terugkeren. Waarom zou u mij Naomi noemen, nu de HEERE tegen mij getuigd heeft en de Almachtige mij kwaad gedaan heeft?
22 Zo keerde Naomi terug, en met haar Ruth, de Moabitische, haar schoondochter. Zij keerde uit de vlakten van Moab terug. En zij kwamen in Bethlehem, aan het begin van de gersteoogst.
Overdenking
Zwijgend gingen Naomi en Ruth verder. Naomi geheel verbitterd. Zij kent zichzelf niet meer terug; van haar lieflijkheid is niets meer over. En God? Die heeft haar kwaad gedaan.
Zo kan het zijn. Het is meer dan een gevoel; het is haar werkelijkheid geworden, waarbij zij alles heeft verloren. Voor haar lijkt het niet meer mogelijk om met God een relatie te hebben, laat staan een levende of levendmakende relatie. Vanuit Naomi gezien is God alleen nog maar de Almachtige, Hij die haar al wie zij liefhad heeft ‘afgepakt’. Moet je daar nog in geloven? Dat lijkt het onmogelijke gevraagd.
De tekst roept deze gevoelens en de bijbehorende geloofsvragen als vanzelf op. Bij tijden zijn die herkenbaar.
K.H. Miskotte trekt in zijn commentaar op Ruth de lijn naar het gewone leven. Op het eerste gezicht gaat het alledaags; er is verdriet en leegte, zelfs bitterheid, die pijnlijk herkenbaar zijn. In het eigen leven of de omgeving en zeker in de wereld. In hetzelfde boek stelt deze 20ste-eeuwse theoloog dat de Heere God Zijn schatten verbergt daar waar zij het minst worden gezocht en verwacht, namelijk aan de oppervlakte – juist ín het gewone leven. Er is rijkdom in het dagelijkse. Daarom leert de Heere Jezus de Zijnen om de hemelse vader te bidden om het brood dat voldoende is voor elke dag.
Het hoofdstuk eindigt met het begin van de eerste oogst. De gerst. Dat is dus de tijd van Pasen. Dit boek werkt naar de voltooiing van Pasen, naar die vijftigste dag, toe; Pinksteren. God gaat door! Er komt een nieuwe oogst, er zal weer brood des levens in Bethlehem zijn. Dat zal ook ons tot troost mogen zijn.
Ontdek jij Gods schatten in het gewone leven van elke dag?
Meer overdenkingen lezen?
In de zomertijd delen we iedere werkdag een zomeroverdenking met u. Lees alle overdenkingen hier.
Elke dag een melding krijgen via WhatsApp? Klik hier om je te abonneren! (Klik op "kanaal bekijken" en vervolgens rechtsboven op "volg" om u aan te melden. Druk op het belletje om dagelijks een melding te krijgen.)