“Het feit dat het Agentschap al vijf maanden geen toegang heeft tot dit nucleaire materiaal in Iran betekent dat de verificatie al lange tijd had moeten plaatsvinden,” aldus het rapport.

“Het is van cruciaal belang dat het Agentschap zo snel mogelijk de voorraden van eerder gedeclareerd nucleair materiaal in Iran kan verifiëren, om zijn zorgen weg te nemen over de mogelijke afleiding van gedeclareerd nucleair materiaal van vreedzaam gebruik,” vervolgt het IAEA-rapport.

Teheran is volgens het Non-proliferatieverdrag verplicht om “zonder uitstel” een gedetailleerd rapport over deze faciliteiten in te dienen, maar heeft dat nog niet gedaan, waardoor IAEA-inspecteurs hun bezoeken niet kunnen hervatten.

Voor de bombardementen bezat Iran 440,9 kilogram uranium dat tot 60% was verrijkt — een hoeveelheid die volgens het IAEA potentieel voldoende is voor tien kernbommen als het verder wordt verrijkt.

De secretaris van Irans Hoge Nationale Veiligheidsraad verklaarde op 20 oktober dat de Islamitische Republiek haar inspectieovereenkomst met het IAEA heeft opgezegd.

Tijdens een persconferentie in Irak zei Ali Larijani dat zijn land de dreiging van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken had uitgevoerd om de samenwerking met de IAEA te verbreken als de nucleaire “snapback”-sancties opnieuw zouden worden opgelegd.

“Onze minister van Buitenlandse Zaken heeft na de bijeenkomst in Caïro aangekondigd dat, als het triggermechanisme wordt geactiveerd, de onderhandelingen als nietig zullen worden beschouwd,” zei Larijani, volgens het Iraanse persbureau IRNA. “Als het agentschap in dit verband een verzoek heeft, moet het dat indienen bij het secretariaat van de Hoge Nationale Veiligheidsraad, zodat het kan worden beoordeeld.”

In september kwamen Iran en het IAEA tijdens een bijeenkomst in Caïro overeen de nucleaire inspecties in Iran te hervatten, ook op locaties die tijdens de twaalfdaagse oorlog in juni door de Verenigde Staten en Israël waren gebombardeerd.

De Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Abbas Araghchi verklaarde dat die overeenkomst zou worden geannuleerd als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zogenoemde „snapback”-sancties tegen Iran zouden invoeren bij de VN-Veiligheidsraad, op grond van resolutie 2231, die het nucleaire akkoord van 2015 — het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) — formeel vastlegde.

De drie landen hebben de sancties in augustus in gang gezet vanwege het feit dat Iran de afspraken uit het akkoord niet nakwam, en eind september zijn de nucleaire sancties van de VN tegen Iran opnieuw ingesteld.