Het geheim van Israël 7 – Op weg naar Kanaän
Door Ds. Henk Poot -
10 oktober 2013
Als Abraham honderd jaar oud is, wordt Isaak geboren. De Bijbel vertelt dat de aartsvader op dat moment besefte dat hij te oud was om kinderen te verwekken (Romeinen 4:19). Het is een wonder van God dat er een zoon komt. Het thema van de onmacht om kinderen te krijgen zal vaker voorkomen in de geschiedenis van Israël. Ook Isaak worstelt met dit probleem.
Eigenlijk zijn de kinderen van Abraham veel meer de kinderen van God zelf dan van de stamvader van Israël. De besnijdenis is daar een teken van: Niet de macht en de potentie van mensen zullen de dragende kracht zijn Israël in de heilsgeschiedenis maar God. Hij heeft de regie en Hij vervult wat Hij belooft heeft en wat Hij zich heeft voorgenomen.
Ook het verbond van God met Abraham is daar een duidelijk bewijs van. Abraham mag de dieren geslacht hebben en ze tegenover elkaar gelegd hebben, maar als ze volgens het ritueel beiden door de dieren heen zouden moeten gaan, als blijk dat beide partijen zich zullen houden aan wat ze elkaar beloven, slaapt Abraham en gaat God er alleen doorheen.
Ons woord ‘Verbond’ is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor ‘snijden’ en duidt op het gebeuren in Genesis 15. Synoniemen zijn in de Bijbel: Eed, belofte, testamentum, datgene wat God zich voorneemt te doen. Het is duidelijk eenzijdig. God staat garant voor de verhouding tussen Hem en Israël.
Een goed voorbeeld van de betekenis van het woord verbond vinden we in de lofzang van Zacharias. Daar is het parallelle woord voor verbond ‘eed’: “om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken, de eed, die Hij zwoer aan Abraham, onze vader” (Lukas1:72).
De weg van God met zijn volk krijgt pas echt gestalte bij de uittocht uit Egypte. God spreekt de boze Farao aan en zegt: “Als je Mijn eerstgeboren zoon niet laat gaan, dan zal jouw eerstgeborene sterven” (Exodus 4:23). In de Exodus wordt al gauw duidelijk waar God zijn volk naartoe brengt. Mozes zingt bij de Schelfzee: “Gij brengt hen en plant hen op de berg die uw erfdeel is; de plaats die Gij, Here, tot uw woning gemaakt hebt” (Exodus 15:13 en 17).
Het uiteindelijke doel is de berg Sion, Moria, waar het ooit allemaal begon. Daar zal de rustplaats zijn van God met zijn volk. In Ezechiël staat dat dit de navel van de aarde is (Ezechiël 38:12). “Dit is de plaats van mijn troon, de plaats van mijn voetzolen en hier zal Ik wonen in het midden van de kinderen Israëls tot in eeuwigheid” (Ezechiël 43:7).
Maar op de weg daar naartoe is er de halte in de woestijn, bij de berg Horeb. Daar openbaart God zich in alle heerlijkheid aan Israël en als een Vader legt Hij de kinderen van Israël uit hoe het leven met Hem geleefd moet worden. Met andere woorden: wat goed en kwaad is.
God bemoeit zich als Vader werkelijk met alle aspecten van het leven: Hoe ze met Hem moeten omgaan en met elkaar, hoe ze huizen moeten maken en het land moeten bebouwen, hoe ze moeten omgaan met de armen, de vreemdelingen en de weduwen en wezen, welke kleding ze moeten dragen, wat ze wel en niet moeten eten en wat een goede hygiëne is.