Sluiten

Zoeken.

De ongerijmdheid van ‘vervullingtheologie’

10 maart 2014

breng-de-joden-thuis

Volgens de vervullingstheologie zijn ‘alle beloften in Christus vervuld’. Daarmee zou ook de wonderlijke terugkeer van het Joodse volk naar het land Israël niets te maken hebben met Gods trouw aan Israël. | Foto: Shavei Israel

In de afgelopen paar jaar is er een nieuwe vorm van vervangingstheologie verschenen op het christelijke erf: vervullingtheologie. Net zoals bij vervangingstheologie komt het hierop neer dat met klem beweerd wordt dat, sinds de tijd van Jezus, de Joden niet langer meer een door God gegeven nationale bestemming in het land hebben.

Bij deze opvatting is het niet de kerk die Israël vervangt en alle beloften in de Schrift overneemt, maar is het in feite Jezus. Hij vervult in Zijn leven en verlossend werk alle beloften die God ooit gemaakt heeft aan het adres van het Joodse volk. Zelfs de belofte dat het land Kanaän – het aan de nakomelingen van Abraham, Izak en Jakob toegemeten erfdeel – aan hen gegeven zal worden. (Psalm 105:8 -11)

Jezus is het ‘beloofde land’! Dit staat de voorstanders van deze theorie toe zich te distantiëren van de ontzagwekkende kwade en antisemitische gevolgen (zoals in de christelijke pogroms uit de geschiedenis) van de vervangingstheologie. Echter, zij komen precies op hetzelfde uit in wat ze geloven.

God en de restauratie van Israël in onze tijd

Veel van het bovenstaande wordt uit de Schrift ‘bewezen’, maar op een niet gerechtvaardigde manier. Voor deze mensen komt het altijd neer op hetzelfde, en dat is een manier vinden om de Joden ‘uit te stoten’ van elk goddelijk actief optreden in het huidige herstel van Israël en/of dat herstel te ontdoen van elke Bijbelse betekenis.

Als eenmaal deze positie is aanvaard, dan kan Israël gezien worden als elke andere natie, die verward is in een intern conflict. Dit betekent gewoonlijk dat welk volk dan ook het heilige land kan claimen. En dat wordt ook gedaan: Israël is een bezettende dwingeland die andere mensen van hun land berooft en weigert hun de oude Bijbelse stad Jeruzalem als hun hoofdstad te geven. De Joden ‘bezetten’ zelfs de stad, hoewel ze een drieduizend jaar oude ononderbroken relatie ermee hebben, en ook dit jaar met Pesach weer zullen zeggen: “Volgend jaar in Jeruzalem.”

Vandaag zijn er veel christenen die deze stelling onderschrijven. Zelfs verschillende evangelische christenen zijn begonnen hun traditionele Bijbelse Israëlvisie in te ruilen voor vervullingtheologie. Ook het feit dat een aantal leidende christelijke academici en predikanten achter deze visie zijn gaan staan, geeft extra impuls om deze opvatting te verspreiden en te accepteren. Niettegenstaande blijft het een gebrekkig theologisch standpunt.

Jezus en vervulling

“Denk niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.” (Mattheüs 5:17, 18)

Toen Jezus zei dat Hij kwam om de wet te vervullen, bedoelde Hij precies dat! Hij zou in Zijn leven volmaakt de morele eisen van de wet vervullen uit naam van en ten behoeve van een gevallen wereld. Hij zou op deze manier bewijzen dat Hij een volmaakt mens was, en Hij zou Zijn leven geven aan het kruis om de vloek van de wet van onze levens af te wentelen. (Galaten 3:13: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt.”)

Jezus redt ons dus door de kracht van een onvernietigbaar leven. (Hebreeën 7:16: “…Die dat [een priester] niet geworden is op grond van een wettelijk voorgeschreven afstamming, maar uit kracht van onvergankelijk leven.”)

Dus in Mattheüs 5, 6 en 7 sprak Jezus niet over het verbond dat God met Abraham sloot, maar over het Mozaïsche verbond. De context van deze hoofdstukken bewijst dit overduidelijk. Jezus zette het innerlijk karakter van de wet uiteen, en ons onvermogen om de wet te houden. Hij zou de wet vervullen, voldoen aan de vereisten van de wet door in ons te leven. Dit is de essentie van het nieuwe verbond.

(Jeremia 31:31-35; Romeinen 8:3, 4: “Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.”)

Dit, en alleen dit is het wat Hij vervult! Dan te suggereren dat Hij op de een of andere manier door Zijn kruisdood (en opstanding) het verbond met Abraham ongeldig verklaart, is een grote dwaling.

Mozes en vervulling

“Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE uw God, u verwekken: naar hem zult gij luisteren.” (Deuteronomium 18:15)

Mozes wees heen naar Jezus toen hij zei dat God een Profeet zou verwekken zoals hij zelf was. Nog eens, Mozes was de grote wetgever van Israël. En deze Profeet (Messias) die zou komen, zou uniek zijn – enig in zijn soort – en de bindende eisen van de wet vervullen voor een gevallen menselijk ras. Mozes ondermijnde niet het Abraham verbond door deze aankondiging. Hij gaf in feite aan dit Abrahamverbond ‘uitvoerend gezag’.

Het verbond met Abraham is Gods besluit om de wereld te redden (Galaten 3:8), maar Gods verbond met Mozes is Gods besluit de wereld te onderwijzen dat deze gered moet worden! (Romeinen 3:19,20). Mozes bekrachtigt Abraham! Dat betekent dat de wereld van zonde overtuigd moest worden (Mozes) voordat het daarvan gered kan worden in die ene nakomeling van Abraham (Jezus). De apostel Johannes zegt het zo: “… want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.” (Johannes 1:17)

Het feit dat Jezus’ leven in sommige opzichten een re – enscenering van Mozes’ leven was, houdt dus niet in dat God Zijn verbond met Abraham teniet gedaan heeft. – Dit is een grove aanmatiging, en zij die dit voorstaan, zijn niet op ‘Bijbelse grond’ – . Het houdt in dat God de zonde ‘teniet doet’ in ons leven, en dat het volk Israël deze Profeet zou identificeren door zijn gelijkenis met Mozes. Zij hebben geen excuus voor het niet herkennen van Hem.

Dus Jezus:

leefde onder de wet (Galaten 4:4)

was besneden volgens de wet (Lukas 2:25-28)

was onderwezen uit de wet [Torah] (Lukas 2:46)

was veertig dagen lang in de wildernis beproefd door de wet (Lukas 4:1-13)

ging een berg op om ‘de wet te onderwijzen’ (Mattheüs 5:1, 2)

Hij stierf om de vereisten van de wet te vervullen ten behoeve van alle mensen (Romeinen 8:3, 4)

Dit bewees dat Hij Mozes’ opvolger was, maar het schafte op geen enkele manier de beloften af die God aan Israël gedaan had in het Abrahamverbond. Deze beloften zetten het Joodse volk apart als het ‘voertuig van wereldverlossing’ (Romeinen 3:1, 2; 9:1-5), en wijzen het land Kanaän aan als het erf bezit van het volk van Israël. “Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoos durende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.” (Genesis 17:7, 8)

Inderdaad heeft de schrijver van de Hebreeënbrief Gods trouw aan Zijn verbond met Abraham onderstreept door het als bewijs te gebruiken dat Hij gelovigen in Jezus die door het nieuwe verbond gered zijn, niet zal laten vallen. (Hebreeën 6:13-20). En dit jaren later na de Joodse afwijzing van Jezus’ kwalificaties van Zijn Messiasschap.

Te suggereren dat deze beloften op de een of andere manier opgeheven zijn of door Jezus vervuld zijn, is gewoon niet waar. De Hebreeuwse profeten ‘zien’ duidelijk een dag van herstel voor het Joodse volk dat verder gaat dan dat van na de Babylonische ballingschap.

(Amos 9:11-15; Jesaja 2:1-4; Zacharia 14.)

Het zijn passages als die in Amos 9:11-15 waarmee voorstanders van ‘vervullingtheologie’ geen raad weten. Sommigen hebben zelfs opgemerkt dat deze Schriftgedeelten van ‘zionisme’ ontdaan moeten worden, of te wel: veranderd moet worden omdat ze hun positie weerspreken. Dat haalt op zichzelf al de vervullingtheologie onderuit.

Paulus en vervulling

“Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw nageslacht; dat is Christus.” (Galaten 3:16)

In Galaten 3 tracht Paulus niet te bewijzen of te suggereren dat het Abrahamverbond gereorganiseerd is of algeheel in Jezus vervuld. Hij wijst zeer zeker niet naar een ‘naderhand intreden van een nieuwe Jezus-realiteit’, maar op een aspect van het Abrahamverbond dat in dat verbond omsloten was toen God het tweeduizend jaar eerder met Abraham eerst sloot! Dat betekent dat, terwijl het verbond een duidelijke belofte aan Abrahams nageslacht “al hun generaties door” (meervoud, Genesis 17:7) heeft, het ook een belofte omvat in een nazaat (enkelvoud, Genesis 22:18). Met andere woorden: vanaf het eerste begin zijn beloften van land en bedoeling gegeven aan de nakomelingen, maar gelijkertijd is een belofte van redding en verzoening met God gegeven in één Nakomeling: Jezus. De twee soorten beloften zijn wederkering onderling afhankelijk. Dat betekent: de ene kan niet bestaan zonder de andere. (Lukas 1:54, 55; 71-75)

Wat Paulus werkelijk bedoelde, is dat redding niet door ‘werken der wet’ tot stand komt. De wet overtuigt van zonde (Galaten 2:16; 3:24). Redding komt tot stand door in het volbrachte werk van de ‘Nakomeling’ die zou komen. Deze belofte was 400 jaar eerder gedaan dan de wetgeving op de Sinaï (Galaten 3:17-18). Paulus was niet aan het knoeien met het Abrahamverbond en aan het suggereren dat het gereorganiseerd is.

Het moet bedacht worden dat de belofte van/aan een Nazaat tweeduizend jaar geleden voordat Jezus kwam, gedaan werd. Als dit de volledige omvang was van de belofte in het Abrahamverbond, dan zou God nooit de ‘nakomelingen’ uit Egypte naar het Beloofde Land geleid hebben, omdat aan hen geen belofte was gedaan! Men kan en zou Galaten 3 niet op deze manier moeten lezen. Dat is de absurde positie van hen die vervullingtheologie voorstaan. De Bijbel zelf stelt deze ongerijmdheid aan de kaak. Het is een valse theologie die sprekend lijkt op haar zus, de vervangingstheologie.

Conclusie

We moeten bedenken dat in de tijd van Paulus er slechts één canon van geschriften was, de Hebreeuwse geschriften of wat velen het Oude Testament noemen. Paulus refereerde aan deze geschriften toen hij schreef dat “heel de Schrift door God ingegeven is enz.” (2 Timotheüs 3:16) Datzelfde gaat ook op voor Petrus toen hij schreef dat “geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.” (2 Petrus 1:20, 21)

Met andere woorden: het Nieuwe Testament, hoewel op gelijke wijze geïnspireerd, is in feite een getrouwe uiteenzetting van de Oudtestamentische geschriften. Als we ons dit echt realiseren, dan eren we heel de Schrift en erkennen we dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige interpretatie toelaat.

Zij die het Joodse volk zoeken uit te stoten uit een Bijbelse betekenis van hun terugkeer naar hun land in onze tijd, willen in wezen grote en heilige verbonden die God met hen maakte en hun gaf, herschrijven. Daarbij ‘spelen zij met vuur’, en plaatsen zichzelf in een conflict met Gods bedoelingen. Het is goed om in dit alles ons te binnen te brengen dat “wij niets tegen de waarheid kunnen doen.“ (2 Korinthe 13:8) Dit zou ons allen met vrees en beven moeten vervullen!

Dit artikel is geschreven door Malcolm Hedding, en verscheen op 11 april 2012 in een publicatie van de Internationale Christelijke Ambassade te Jeruzalem. Malcolm Hedding is predikant en voormalig directeur van de ICEJ. | Vertaling: Evelien van Dis

Doneren
Abonneren
Agenda