Sluiten

Zoeken.

Het heiligdom is er voor iedereen

Door Rabbijn mr. drs. R. Evers - 

28 maart 2023

2022 Website CVI (22)

Het derde boek van de Tora, Leviticus begint met de woorden (1:1-2): “G’d riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting: Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer iemand van u G’d een offergave wil aanbieden”.

Voor alle mensen bedoeld

In de tijd van Adam bestond er nog geen verschil tussen de mensen. Er was nog geen racisme en rassenhaat. Er bestond slechts een soort mensen. Rabbi S. R. Hirsch (1808-1888) wijst erop, dat het geen toeval is dat de Tora met deze ‘algemene mens-term’ begint omdat het Heiligdom in de woestijn weliswaar door de Bnee Jisraëel, de Israëlieten gebouwd was maar niettemin bedoeld was voor alle wereldbewoners. Koning Salomo zegt het na de bouw van de eerste Tempel in Jeruzalem met zoveel woorden dat deze plaats niet alleen voor de Joden is maar voor iedereen (I Koningen 8:41-43): “Zelfs ook wat de vreemdeling betreft, die niet tot Uw volk Israël behoort, maar uit een ver land komt omwille van Uw Naam – want zij zullen horen van Uw grote Naam, van Uw sterke hand en van Uw uitgestrekte arm – wanneer hij komt en naar dit huis zijn gebed richt, luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, en doe overeenkomstig alles wat de vreemdeling tot U roepen zal, opdat alle volken van de aarde Uw Naam kennen en U vrezen, zoals Uw volk Israël, en erkennen dat Uw Naam is uitgeroepen over dit huis dat ik gebouwd heb“. De profeet Jesaja bevestigt dit nog eens met zo veel woorden (56:7): “Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken“. Hoe treurig wij het ook vinden, dat wij als Joden van de Waqf tegenwoordig op Tempelberg niet meer mogen bidden, niettemin blijft dit fraaie toekomstperspectief zijn geldigheid behouden en zal dit in Messiaanse tijden bewaarheid worden.

“Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken“

— Jesaja 56:7

Eerlijke bronnen

Rasji (1040-1105) legt de term ‘Adam’ aan het begin van de offervoorschriften uit als een diep psychologische les. Rasji stelt, dat het woord Adam ons komt leren, dat wij geen oneerlijk verkregen dingen, alleen niet-gestolen zaken mogen offeren aan G’d. Adam was oorspronkelijk alleen op de wereld en kon eenvoudigweg niets stelen omdat alles van hem was. Deze les lijkt triviaal maar is zeer actueel. Veel mensen, die hun geld niet op eerlijke wijze verworven hebben, geven veel liefdadigheid om hun eigendom enigszins te rechtvaardigen en religieus te ‘reinigen’. G’ds eerste mededeling luidt, dat Hij geen prijs stelt op oneerlijke gelden, zelfs als die voor goede doelen gedoneerd worden. Transparantie is troef.

Alleen de mens verbindt hemel en aarde

Een derde verklaring voor het woord ‘Adam’ aan het begin van de offervoorschriften komt van Rabbi Efraim Luntshits (1550-1619). Hij legt uit hoe wij iets kunnen offeren. Hij splitst het woord Adam in A-dam. Wij kunnen G’d offers brengen omdat wij mensen opgebouwd zijn uit twee elementen: - de ‘a’, de alef, de eerste letter van het alfabet en de eerste letter van het woord Elokiem, G’d duidt op ons G’ddelijk element, ‘dam’, bloed dat ons lichamelijke component aangeeft. Alleen wij mensen vormen de verbinding tussen de hogere en de lagere wereld. Daarom kunnen alleen wij offers brengen.

Verzoening

De kabbalist, Rabbi Isaak Luria (1534-1572) stelt dat het woord Adam uit drie Hebreeuwse letters bestaat: de ‘a’, de alef staat dan voor ons hoogste aspect, ons geloof en denken, de ‘d’ staat voor ‘dibboer’ ons spraakvermogen en de ‘m’ (het Hebreeuwse alfabet kent alleen medeklinkers en geen klinkers) voor onze daden. Waarom brengen wij offers? Omdat wij anders zijn dan dieren. Wij zondigen in ons denken, praten en doen. Wij brengen G’d offers omdat we onze fouten op alle drie niveau’s willen rectificeren. Dieren varen op hun instincten. Wij worden geacht te weten wat we doen en zijn daarom verantwoordelijk voor onze daden. Daarom hebben juist mensen verzoening nodig.

Geheel de mens

Op een vijfde niveau betekent Adam: geheel de mens. Als wij nader tot G’d willen komen, moeten wij G’d met al onze vijf zintuigen dienen. Als wij een offer kopen en naar de Tempel brengen, voelen wij de ruwe huid. In de Tempel zien wij de gehele entourage van de Tempel. Wij horen de Levieten op hun muziekinstrumenten spelen en horen wat wij zeggen als we onze zonden belijden. Wij proeven de offers die wij eten en ruiken de geur van het reuk- of rookoffer. Deze totale Tempelentourage was onmisbaar voor de hoogste wijding van alle mensen en dieren. Daarom mochten we uiteindelijk alleen maar in de Tempel in Jeruzalem offeren.

Rabbijn-mr.-drs.-R.-Evers_avatar-90x90 (1)

De auteur

Rabbijn mr. drs. R. Evers

Rabbijn R. Evers was opperrabbijn in Dusseldorf. Hij maakte in de zomer van 2021 met zijn vrouw alija naar Israël. 

Doneren
Abonneren
Agenda